C-665/22 Amazon Services Europe
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 3 januari 2023 Schriftelijke opmerkingen: 20 februari 2023
Trefwoorden: dienstenrichtlijn, onlinetussenhandelsdiensten, onlinezoekmachines, informatieverplichtingen
Onderwerp:
• Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt
• Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt
• Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
• Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten
Feiten:
Verzoekster, Amazon Services Europe S.A.R.L., gevestigd te Luxemburg, biedt een onlineplatform aan dat tot doel heeft verkopers en consumenten met elkaar in contact te brengen zodat zij transacties kunnen sluiten voor de verkoop van goederen (de dienst Marketplace). Met het inleidende verzoekschrift heeft de voornoemde vennootschap beroep ingesteld tegen besluit nr. 161/21/CONS van 12-05-2021, waarbij de AGCOM het eerdere besluit nr. 397/13/CONS heeft gewijzigd met het oogmerk jaarlijks relevante informatie te verzamelen en activiteiten te verrichten om de adequate en doeltreffende handhaving van verordening 2019/1150 te verzekeren, door de indiening van de systeemverklaring omtrent economische gegevens (IES) ook verplicht te stellen voor onlinetussenhandelsdienstverleners en aanbieders van onlinezoekmachines.
Overweging:
De verwijzende rechter vraagt zich af of de verplichting tot indiening van de IES, die bij besluit nr. 397/13/CONS van de AGCOM (zoals gewijzigd bij besluit nr. 161/21/CONS) aan onlinetussenhandelsdienstverleners en aanbieders van onlinezoekmachines is opgelegd, verenigbaar is met de artikelen 15 en 16 van verordening 2019/1150. Die verplichting tot indiening van de IES houdt in dat gegevens worden verstrekt die hoofdzakelijk betrekking hebben op de opbrengsten van de aanbieders. Die verstrekking van gegevens bevat ten eerste geen enkele aanwijzing over de nakoming van de in verordening 2019/1150 vastgestelde verplichtingen, en evenmin over de transparantie en billijkheid van de betrekkingen met zakelijke gebruikers, en is ten tweede in strijd met het door die verordening nagestreefde doel, de billijkheid en transparantie van de contractuele betrekkingen met zakelijke gebruikers te verzekeren. Daarnaast vraagt de verwijzende rechter zich af of de verplichting tot indiening van de IES in overeenstemming is met het beginsel van vrijheid van dienstverrichting als bedoeld in richtlijn 2000/31. Deze richtlijn bepaalt dat de lidstaten geen beperkingen mogen stellen aan het vrije verkeer van diensten die worden verleend door een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter. Verder vraagt de verwijzende rechter zich af of de verplichting tot indiening van de IES in overeenstemming is met het beginsel van vrijheid van dienstverrichting als bedoeld in artikel 16 van richtlijn 2006/123. Volgens die richtlijn mogen de lidstaten de uitoefening van een activiteit op hun grondgebied uitsluitend beperken indien dat in overeenstemming is met de beginselen van non-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid.
Prejudiciële vragen:
[1]) Staat verordening (EU) 2019/1150 in de weg aan een nationale regeling die, met het specifieke doel de adequate en doeltreffende handhaving van deze verordening te verzekeren, ook door het verzamelen van relevante informatie, onlinetussenhandelsdienstverleners en aanbieders van onlinezoekmachines verplicht om regelmatig relevante informatie over hun opbrengsten te verstrekken?
[2)] Kan de door de systeemverklaring omtrent economische gegevens vereiste informatie, die hoofdzakelijk betrekking heeft op de behaalde opbrengsten, op grond van verordening (EU) 2019/1150 worden geacht relevant en instrumenteel te zijn voor de door die verordening nagestreefde doelstelling?
[3)] Zijn de lidstaten op grond van richtlijn (EU) 2015/1535 verplicht om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die onlinetussenhandelsdienstverleners en aanbieders van onlinezoekmachines verplichten tot het verstrekken van een informatief document met relevante gegevens over de eigen opbrengsten, waarbij er geldboetes worden opgelegd indien die verplichting niet wordt nagekomen? Zo ja, laat de richtlijn toe dat een particulier zich ertegen verzet dat de niet aan de Commissie meegedeelde maatregelen op hem worden toegepast?
[4)] Staat artikel 3 van richtlijn 2000/31/EG eraan in de weg dat de nationale autoriteit bepalingen vaststelt die, teneinde de handhaving van verordening (EU) 2019/1150 te verzekeren, aan marktdeelnemers die in Italië werkzaam zijn maar in een ander Europees land zijn gevestigd, bijkomende lasten van administratieve en geldelijke aard opleggen, zoals de verstrekking van een informatief document met relevante gegevens over de eigen opbrengsten, waarbij er geldboetes worden opgelegd indien die verplichting niet wordt nagekomen?
[5)] Staan het beginsel van vrijheid van dienstverrichting als bedoeld in artikel 56 VWEU en artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG en [richtlijn] 2000/31/EG eraan in de weg dat de nationale autoriteit bepalingen vaststelt die, teneinde de handhaving van verordening (EU) 2019/1150 te verzekeren, aan marktdeelnemers die in een ander Europees land zijn gevestigd bijkomende lasten van administratieve en geldelijke aard opleggen, zoals de verstrekking van een informatief document met relevante gegevens over de eigen opbrengsten, waarbij er geldboetes worden opgelegd indien die verplichting niet wordt nagekomen?
[6)] Zijn de lidstaten op grond van artikel 3, lid 4, onder b), van richtlijn 2000/31/EG verplicht om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die onlinetussenhandelsdienstverleners en aanbieders van onlinezoekmachines verplichten tot het verstrekken van een informatief document met relevante gegevens over de eigen opbrengsten, waarbij er geldboetes worden opgelegd indien die verplichting niet wordt nagekomen? Zo ja, laat de richtlijn toe dat een particulier zich ertegen verzet dat de niet aan de Commissie meegedeelde maatregelen op hem worden toegepast?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: EZK