C-668/24 Fondazione Teatro alla Scala di Milano
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 17 december 2024 Schriftelijke opmerkingen: 3 februari 2025
Trefwoorden: arbeidsovereenkomsten, discriminatie werknemers
Onderwerp: Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd: clausules 4 en 5 van in de bijlage opgenomen raamovereenkomst.
Feiten: Verzoekende partij is ‘UX’. Zij heeft van 2014 tot en met 2019 op grond van meerdere overeenkomsten als ballerina van het corps de ballet van verwerende partij gewerkt. Zij heeft beroep ingesteld bij de rechter en verzocht om vast te stellen dat de arbeidsverhouding naar zijn aard een betrekking in loondienst is. Zij wil dat er wordt vastgesteld dat zij vanwege misbruik van de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd weer in dienst moet worden aangenomen.
Overweging: Op grond van nationale regelgeving zijn de algemene regels die bedoeld zijn om misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te bestraffen, niet van toepassing ten aanzien van de werkzaamheden en stichtingen voor dans, opera en orkesten. Volgens de verwijzende rechter is hier sprake van discriminatie tussen de werknemers met een overeenkomst voor bepaalde tijd in de branche van stichtingen voor dans, opera en orkesten, en andere werknemers met een overeenkomst voor bepaalde tijd in andere branches.
Prejudiciële vraag: Moeten de clausules 4 en 5 van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling als die in het hoofdgeding, zoals uitgelegd door de Suprema Corte di cassazione (verenigde kamers) in de arresten 5542/2023 en 5556/2023, volgens welke de op arbeidsverhoudingen betrekking hebbende algemene regels die bedoeld zijn om misbruik als gevolg van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te bestraffen door de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd automatisch om te zetten in een overeenkomst voor onbepaalde tijd, niet van toepassing zijn op de sector van stichtingen voor dans, opera en orkesten, indien de voor die sector vastgestelde maatregel, anders dan in de meeste andere economische sectoren, bestaat in de vergoeding van de schade, zij het met een lichtere, op vermoedens gebaseerde bewijsregeling en de bepaling dat de bestuurders aansprakelijk zijn in geval van opzet of een ernstige fout?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-331/17; C-494/16
Specifiek beleidsterrein: SZW