C-669/24 Verbraucherzentrale Bundesverband  

Contentverzamelaar

C-669/24 Verbraucherzentrale Bundesverband  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    3 december 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    19 januari 2025

Trefwoorden: consumentenbescherming, contract, elektronische communicatie

Onderwerp:  Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie: artikel 105, lid 4.

Feiten:
Verzoekende partij is de overkoepelende organisatie van 16 consumentenorganisaties van de deelstaten en 27 andere organisaties voor consumentenbescherming in Duitsland en geregistreerd als federatie voor consumentenbescherming. Verzoekende partij heeft krachtens de Duitse wet inzake staking van inbreuken zich tegen een door verwerende partij (Vodafone) in haar algemene voorwaarden gebruikte bepaling gekeerd. In deze bepaling staat dat Vodafone zich het recht voorbehoudt om de contractvoorwaarden naar billijkheid eenzijdig te wijzigen. 

Overweging:
Artikel 105 van richtlijn 2018/1972 ziet op de looptijd en opzegging van contracten. Artikel 105, lid 4 ziet op het recht van eindgebruikers om hun contract zonder extra kosten op te zeggen wanneer zij op de hoogte worden gesteld van wijzigingen in de voorwaarden die worden voorgesteld door de aanbieder [..]. De verwijzende rechter twijfelt of deze bepaling moet worden uitgelegd dat het de aanbieder van rechtswege een eenzijdig wijzigingsrecht verleent, of dat de bepaling ook het wijzigingsrecht van de ondernemer als zodanig regelt. Op basis van de laatste uitlegging zou de regeling volledig geharmoniseerd zijn (artikel 101, lid 1 van de richtlijn). Dat betekent dat anders dan bij de richtlijn oneerlijk bedingen (artikel 8), de nationale consument geen vergaande bescherming kan verlenen. 

Prejudiciële vraag:
Moet artikel 105, lid 4, eerste alinea, van richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (Pb ABI. L 321/36; hierna: „richtlijn”) aldus worden uitgelegd dat de aanbieders van andere voor het publiek beschikbare elektronische communicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten het recht hebben de contractvoorwaarden van rechtswege eenzijdig te wijzigen en dat de eindverbruikers als tegenprestatie een bijzonder opzeggingsrecht verkrijgen, of vereist de bepaling een reeds om andere redenen bestaand recht van de aanbieder om de contractvoorwaarden eenzijdig te wijzigen en regelt deze bepaling alleen het daaruit voortvloeiende bijzondere opzeggingsrecht van de eindgebruiker? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten