C-684/13 Demmer

Contentverzamelaar

C-684/13 Demmer

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   25 februari 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   11 maart 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   11 april 2014
Trefwoorden: landbouw; subsidies; luchtvaartverdrag (Chicago)

Onderwerp
- Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;
- Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers.
- Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij verordening (EG) nr. 1782/2003 (enz)

Verzoeker heeft in 1999 en 2000 overeenkomsten gesloten met de vliegvelden Aalborg en Skrydstrup over de pacht van luchthavenpercelen die fungeren als veiligheidszones rond de diverse banen, waar hij gras teelt voor de productie van veevoeder. Volgens de overeenkomst is verzoeker onder meer verplicht de percelen zo te gebruiken dat er recht op toewijzing van toeslagrechten ontstaat en die rechten dan ook te gebruiken en over te dragen aan de verpachter.
In 2005 vraagt verzoeker toeslagrechten aan voor de luchthavenpercelen. Tot en met 2009 ontvangt hij steun die hij conform contract overdraagt aan het leger. (het leger heeft zoals vermeld in de overeenkomsten vrij toegang tot de percelen). In 2011 worden de toeslagrechten door de uitkerende instantie verminderd, ook met terugwerkende kracht, waardoor hij geld terug moet betalen. Verzoeker dient een klacht in over die besluiten maar krijgt geen gelijk. In november 2012 start verzoeker een procedure. Tussen partijen is in geschil of de betrokken percelen, die een dubbel doel dienen, naar hun aard in aanmerking komen voor steun krachtens de (landbouw)bedrijfstoeslagregeling, of verzoeker bij het aanvragen te goeder trouw was en of de vordering niet inmiddels (gedeeltelijk) is verjaard.

De verwijzende DEN rechter (Gerechtshof voor West-Denemarken) vindt in de jurisprudentie van het HvJEU geen verduidelijking voor de kwalificatie van de in geding zijnde percelen. Ook is het hem niet duidelijk hoe het HvJEU oordeelt over het vereiste van goede trouw in Vo. 73/2009. Hij stelt het HvJEU vijf vragen waarvan wegens ruimtegebrek alleen de eerste twee zijn opgenomen. Voor de overige verwijs ik u graag naar de pagina’s 20 en 21 van de verwijzingsbeschikking:
1. Moet het vereiste dat landbouwgrond niet wordt gebruikt voor „niet-landbouwactiviteiten„ in de zin van artikel 44, lid 2, van verordening nr. 1782/2003, en het vereiste dat landbouwgrond „voor een landbouwactiviteit of [...] overwegend voor landbouwactiviteiten” in de zin van artikel 34, lid 2, sub a, van verordening nr. 73/2009 wordt gebruikt, aldus worden uitgelegd dat voor steun vereist is dat landbouw het primaire doel van het gebruik van de grond is?
a) Zo ja, wordt het Hof verzocht nader te preciseren met welke parameters rekening moet worden gehouden om te beslissen welk gebruiksdoel als „primair” geldt wanneer een grond tegelijk voor verschillende doeleinden wordt gebruikt.
b) Zo ja, wordt het Hof voorts verzocht te verklaren of, wanneer toepasselijk, zulks betekent dat veiligheidszones omheen landingsbanen, taxibanen en stopbanen op luchthavens, die deel uitmaken van de luchthaven en onderworpen zijn aan bijzondere regels en beperkingen als in het hoofdgeding betreffende het gebruik van de grond, maar tegelijk ook worden gebruikt om gras te oogsten voor de productie van diervoeder naar hun aard en gebruik in aanmerking komen voor steun krachtens voormelde bepalingen.
2. Moet het vereiste dat landbouwgrond deel uitmaakt van het „bedrijf” van de landbouwer in de zin van artikel 44, lid 2, van verordening nr. 1782/2003 en artikel 34, lid 2, sub a, van verordening nr. 73/2009 aldus worden uitgelegd dat veiligheidszones omheen landingsbanen, taxibanen en stopbanen op luchthavens, die deel uitmaken van de luchthaven en onderworpen zijn aan bijzondere regels en beperkingen als in het hoofdgeding betreffende het gebruik van de grond, maar tegelijk ook worden gebruikt om gras te oogsten voor de productie van diervoeder in aanmerking komen voor steun krachtens voormelde bepalingen?
(enz)

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-61/09 Bad Dürkheim
Specifiek beleidsterrein: EZ mede IenM

Gerelateerde documenten