C-687/22 Agencia Estatal de la Administracion Tributaria

Contentverzamelaar

C-687/22 Agencia Estatal de la Administracion Tributaria

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    18 januari 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    4 maart 2023

Trefwoorden: insolventie, publiekrechtelijke schuldvordering, kwijtschelding

Onderwerp:

-             Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van richtlijn (EU) 2017/1132

-             Aanbeveling 2014/135/EU van de Commissie van 12 maart 2014 inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie

Feiten:

In een faillissementsprocedure van de  Spaanse rechter in eerste aanleg, waarin de heer Rogelio en mevrouw Julieta insolvent werden verklaard, heeft de functionaris belast met insolventiezaken om de sluiting van het faillissement verzocht, omdat er geen activa en vorderingen van de gefailleerden meer waren en de andere wettelijke vereisten waren vervuld. De gefailleerden hebben vervolgens op 03-03-2021 een verzoekschrift ingediend met het verzoek om kwijtschelding van het niet-voldane passief. De Agencia Estatal de Administración Tributaria (AEAT) (de Spaanse belastingdienst) heeft zich schriftelijk verzet tegen de uitbreiding van de kwijtschelding tot haar schuldvordering die zij als een bevoorrechte publiekrechtelijke schuldvordering beschouwde. Deze vordering vloeide voort uit een hoofdelijke mede-aansprakelijkheid in een krachtens de algemene belastingwet ingeleide inningsprocedure. Bij beschikking van 30-07-2021 heeft de rechter besloten tot de sluiting van het faillissement. Wat de kwijtschelding van het niet-voldane passief betreft, bepaalde deze beschikking dat de gefailleerden in aanmerking kwamen voor de kwijtschelding van de onbetaalde schulden, maar met uitzondering van de publiekrechtelijke schuldvorderingen aangezien de artikelen 491 en 495 (betreffende het voorgestelde terugbetalingsplan) en 497 van het koninklijk wetsbesluit 1/2020 (TRLC) daaraan in de weg staan. In de door de AEAT tegen dat beroep ingediende memorie heeft deze dienst hoofdzakelijk aangevoerd dat de kwijtschelding van een schuld niet van toepassing kon zijn op de publiekrechtelijke schuldvorderingen, zodat het beroep moest worden verworpen. Na raadpleging van de partijen en het Ministerio Fiscal (openbaar ministerie) heeft de verwijzende rechter het passend geacht om, alvorens uitspraak te doen over het beroep, het Hof een aantal vragen voor te leggen over de verenigbaarheid van de bepalingen van de TRLC (in de op het geschil toepasselijke versie ervan) die publiekrechtelijke schuldvorderingen uitsluiten van het voordeel van kwijtschelding van het niet-voldane passief met artikel 23, lid 4, van richtlijn 2019/1023.

Overweging:

De omzetting van richtlijn 2019/1023 in Spaans nationaal recht gebeurde via wet 16/2022 van 05-09-2022. Deze wet wijzigt de geconsolideerde tekst van de insolventiewet. Zij sluit in beginsel publiekrechtelijke schuldvorderingen nog steeds uit van het voordeel van de kwijtschelding van het niet-voldane passief, behalve in het geval van schuldvorderingen van de Spaanse belastingdienst en de Sociale Zekerheid tot een maximumbedrag van 10 000 EUR. De verwijzende rechter is van oordeel dat, gelet op de datum van indiening van het verzoek om kwijtschelding van het niet-voldane passief (03-03-2021), de op de zaak toepasselijke wetgeving die van koninklijk wetsbesluit 1/2020 is en niet die welke momenteel van kracht is, sinds richtlijn 2019/1023 in nationaal recht is omgezet bij wet 16/2022. Aangaande de twijfels over de vraag of de uitsluiting van publiekrechtelijke schuldvorderingen naar behoren gerechtvaardigd is, merkt de verwijzende rechter op dat artikel 23, lid 4, van richtlijn 2019/1023 de lidstaten de mogelijkheid biedt om bepaalde specifieke categorieën uit te sluiten van kwijtschelding van schuld, maar dat een dergelijke mogelijkheid afhankelijk is van de voorafgaande voorwaarde dat „dergelijke uitsluitingen naar behoren worden gerechtvaardigd”. De formulering die bij koninklijk wetsbesluit 1/2020 aan de geconsolideerde tekst van de insolventiewet is gegeven, bevat echter geen enkele rechtvaardiging met betrekking tot de uitsluiting van publiekrechtelijke schuldvorderingen van de kwijtschelding. Bijgevolg vraagt de verwijzende rechter zich af het aldus ontbreken van enige rechtvaardiging schending oplevert van de doelstellingen van richtlijn 2019/1023 en van artikel 23, lid 4, ervan, ook al is de termijn tot omzetting van die richtlijn nog niet verstreken. Met betrekking tot de twijfels of de lijst van categorieën schulden die volgens artikel 23, lid 4, van richtlijn 2019/1023 van kwijtschelding kunnen worden uitgesloten, al dan niet limitatief van aard is, merkt de verwijzende rechter op dat vóór de rectificatie van de Spaanse taalversie van richtlijn van 24-02-2022, artikel 23, lid 4, van de richtlijn, eindigde met de woorden „en los siguientes casos” (in het geval van), wat door bepaalde rechterlijke instanties aldus werd begrepen dat het niet mogelijk was om méér categorieën schulden uit te sluiten van kwijtschelding dan die welke in de punten a) tot en met f) waren vermeld en waarin geen melding werd gemaakt van publiekrechtelijke schuldvorderingen. In het bijzonder vraagt de verwijzende rechter zich af welke zin het zou hebben als een richtlijn voorbeelden van uitsluitbare categorieën zou geven indien het de nationale wetgever volledig vrij zou staan zijn om die welke hij passend acht, vast te stellen, waarbij hij enkel de voorwaarde moet naleven dat de uitsluiting naar behoren wordt gerechtvaardigd.

Prejudiciële vragen:

i) Kan het beginsel dat het nationale recht conform het Unierecht moet worden toegepast, worden toegepast op artikel 23, lid 4, van [richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van richtlijn (EU) 2017/1132 (richtlijn betreffende herstructurering en insolventie)] wanneer de feiten (zoals in de onderhavige zaak, rekening houdend met de datum van het verzoek om kwijtschelding van het passief) zich voordoen in de periode tussen de inwerkingtreding van de richtlijn en de uiterste datum voor omzetting ervan, en de toepasselijke nationale wetgeving [geconsolideerde tekst van de insolventiewet, in de bewoordingen die zijn ingevoerd bij Real Decreto Legislativo (koninklijk wetsbesluit) 1/20; hierna: „TRLC”] niet die is welke de richtlijn omzet [Ley 16/22 (wet nr. 16/22)]?

ii) Is een nationale wettelijke regeling, zoals de Spaanse wetgeving in de bewoordingen van de TRLC [zoals deze voortvloeien uit Real Decreto Legislativo (koninklijk wetsbesluit) 1/2020], die geen enkele rechtvaardiging verstrekt voor de uitsluiting van publiekrechtelijke schuldvorderingen van de kwijtschelding van onbetaalde schuld, verenigbaar met artikel 23, lid 4, van voornoemde richtlijn en met de daaraan ten grondslag liggende beginselen inzake de kwijtschelding van schuld? Brengt deze wettelijke regeling, voor zover zij publiekrechtelijke schuldvorderingen uitsluit van kwijtschelding en geen passende rechtvaardiging daarvoor biedt, de verwezenlijking van de in die richtlijn vastgestelde doelstellingen in gevaar of schaadt zij deze?

iii) Bevat artikel 23, lid 4, van voornoemde richtlijn een exhaustieve en gesloten lijst van categorieën van schuldvorderingen die uitgesloten kunnen worden van kwijtschelding, of is die opsomming integendeel louter illustratief en staat het de nationale wetgever volledig vrij om de categorieën van uitsluitbare schuldvorderingen te bepalen die hij passend acht, mits deze categorieën in het nationale recht naar behoren worden gerechtvaardigd?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-129/96), (C-144/04), (C-80/86)

Specifiek beleidsterrein: JenV