C-689/21 Udlaendinge- og Integrationsministeriet

Contentverzamelaar

C-689/21 Udlaendinge- og Integrationsministeriet

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    5 januari 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    22 februari 2022

Trefwoorden : nationaliteit, unieburgerschap, naturalisatie

Onderwerp : Artikel 20 VWEU

Feiten:

X is op 05-10-1992 in de VS geboren uit een Deense moeder en een Amerikaanse vader. Sinds haar geboorte bezit zij zowel de Deense als de Amerikaanse nationaliteit. Op 17-11-2014 heeft X, die nooit in Denemarken heeft gewoond, na het bereiken van de leeftijd van 22 jaar bij het ministerie een aanvraag ingediend tot behoud van haar Deense nationaliteit. Het ministerie heeft vastgesteld dat X op grond van § 8, lid 1, eerste volzin, van de nationaliteitswet haar Deense nationaliteit had verloren bij het bereiken van de leeftijd van 22 jaar, en dat geen gebruik kon worden gemaakt van de door § 8, lid 1, tweede volzin, van die wet geboden vrijstellingsmogelijkheid, omdat zij haar aanvraag tot behoud van die nationaliteit had ingediend nadat zij de leeftijd van 22 jaar had bereikt. X heeft hiertegen beroep ingesteld. Nadat de nationaliteitswet op 28-01-2020 naar aanleiding van het arrest T was gewijzigd, stelde het ministerie zich op het standpunt dat voormalige Deense staatsburgers die op 01-11-1993 of later de leeftijd van 22 jaar hadden bereikt, vóór het bereiken van deze leeftijd een aanvraag tot behoud van hun Deense nationaliteit hadden ingediend, en een besluit hadden ontvangen over het verlies van hun nationaliteit op grond van de nationaliteitswet, waardoor zij tevens hun status van Unieburger verloren, een verzoek tot herziening van hun aanvraag konden indienen. Omdat X echter vóór het bereiken van de leeftijd van 22 jaar geen aanvraag tot behoud van haar Deense nationaliteit had ingediend, kon zij volgens het ministerie geen heroverweging van haar zaak verkrijgen. X heeft betoogd dat § 8, lid 1, van de nationaliteitswet, dat betrekking heeft op het verlies van rechtswege van de Deense nationaliteit, in strijd is met artikel 20 VWEU juncto artikel 7 van het Handvest.

Overweging:

Tegen deze achtergrond en gelet op de inhoud van het arrest T is de verwijzende rechter van oordeel dat de kwestie of het automatische verlies – zonder enige uitzondering – van de nationaliteit (en dus van het Unieburgerschap) op grond van § 8, lid 1, eerste volzin, van de nationaliteitswet wanneer de betrokkene de leeftijd van 22 jaar bereikt, in samenhang met de moeilijkheid om de Deense nationaliteit door naturalisatie te herkrijgen na het bereiken van die leeftijd, verenigbaar is met artikel 20 VWEU juncto artikel 7 van het Handvest, zodanig onzeker is dat hierover vragen moeten worden gesteld aan het Hof.

Prejudiciële vragen:

1. Staat artikel 20 VWEU juncto artikel 7 van het [Handvest] in de weg aan een regeling van een lidstaat als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, op grond waarvan buiten de betrokken lidstaat geboren personen die nooit in deze lidstaat hebben gewoond en daar ook niet hebben verbleven in omstandigheden die wijzen op een nauwe band met die lidstaat, de nationaliteit van die lidstaat in beginsel bij het bereiken van de leeftijd van 22 jaar van rechtswege verliezen, waardoor personen die niet tevens de nationaliteit van een andere lidstaat bezitten de status van Unieburger en de daaraan verbonden rechten verliezen, in aanmerking genomen dat uit de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling volgt dat:  a) met name wordt aangenomen dat er sprake is van een nauwe band met de betrokken lidstaat in geval van een verblijf in deze lidstaat van in totaal één jaar; b) toestemming voor het behoud van de nationaliteit van de betrokken lidstaat onder soepelere voorwaarden kan worden verkregen en de bevoegde autoriteiten in dit verband onderzoeken welke gevolgen het verlies van de nationaliteit heeft, indien een aanvraag tot behoud van de nationaliteit wordt ingediend voordat de betrokkene de leeftijd van 22 jaar bereikt, en  c) de betrokkene de verloren nationaliteit na het bereiken van de leeftijd van 22 jaar alleen kan herkrijgen door naturalisatie, waarvoor moet zijn voldaan aan een aantal voorwaarden, daaronder begrepen een ononderbroken verblijf in de betrokken lidstaat gedurende langere tijd, zij het dat de vereiste verblijfsduur enigszins kan worden verkort voor voormalige onderdanen van die lidstaat?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-221/17), (C-135/08),

Specifiek beleidsterrein: JenV, JenV-DMB