C-691/21 Cafpi et Aviva assurances
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 5 januari 2022 Schriftelijke opmerkingen: 22 februari 2022
Trefwoorden : aansprakelijkheid, elektriciteit, producent, energiedistributeur
Onderwerp :
Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken
Feiten:
Op 28-07-2010 bleken elektrische apparaten van een agentschap van de vennootschap Cafpi slecht te werken, als gevolg van overspanning veroorzaakt door een onderbreking van de nulgeleider van het elektriciteitsdistributienet. De vennootschap Cafpi en haar verzekeraar, de vennootschap Aviva assurances, stellen de vennootschap Enedis, elektriciteitsdistributiesysteembeheerder, hiervoor aansprakelijk en hebben haar gedagvaard tot vergoeding van de geleden schade. De vennootschap Enedis betoogt dat alleen de aansprakelijkheidsregels inzake producten met gebreken van toepassing zijn, waarvoor een verjaringstermijn van drie jaar geldt. Bij vonnis van 06-07-2018 heeft de rechter in eerste aanleg de toepassing van de artikelen 1245 en volgende van de code civil afgewezen maar de vorderingen ongegrond verklaard. De rechter in tweede aanleg heeft dit vonnis vernietigd en aangegeven dat in de aansprakelijkheidsregeling inzake producten met gebreken, de aansprakelijke producent met name de fabrikant van een eindproduct is. Volgens hem is een eindproduct een product dat klaar is om te worden gedistribueerd. In casu is de opgewekte elektriciteit, met name door de vennootschap Électricité de France, geen eindproduct aangezien het om hoogspanning gaat die dus ongeschikt is voor gebruik. De vennootschappen Cafpi en Aviva hebben tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld. Zij betogen dat de vennootschap Enedis een energiedistributeur is en geen producent.
Overweging:
In het cassatieberoep is de vraag aan de orde of een elektriciteitsdistributiesysteembeheerder die de elektriciteitsspanning aanpast met het oog op de distributie daarvan aan de eindafnemer, dient te worden beschouwd als een „producent” van elektriciteit in de zin van richtlijn 85/374, aangezien hij de spanning aanpast van de door de producent geleverde elektriciteit met het oog op de distributie daarvan aan de eindafnemer. Deze vraag strekt ertoe te vernemen of het begrip „producent” van elektriciteit in de zin van artikel 3 van deze richtlijn moet worden begrepen als een autonoom begrip dat losstaat van het begrip elektriciteitsproducent en -leverancier in de zin van de richtlijnen betreffende de interne markt voor elektriciteit.
Prejudiciële vragen:
Moeten de artikelen 2 en 3, lid 1, van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, aldus worden uitgelegd dat een elektriciteitsdistributiesysteembeheerder kan worden beschouwd als een „producent”, omdat hij de spanning van de elektriciteit van de leverancier aanpast met het oog op de distributie ervan aan de eindafnemer?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: EZK