C-695/20 Fenix International
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 17 februari 2021 Schriftelijke opmerkingen: 3 april 2021
Trefwoorden : belastingen; btw; uitvoeringsverordening
Onderwerp :
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011, zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 1, onder c), van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1042/2013 van de Raad van 7 oktober 2013, houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;
Feiten:
Verzoekster (Fenix) exploiteert een social media-website die bekend staat als Only Fans (www.onlyfans.com; hierna: platform), waarover zij de exclusieve controle heeft. Verweerder (HMRC) is verantwoordelijk voor de inning en het beheer van de btw in het Verenigd Koninkrijk. Het platform wordt ter beschikking gesteld van “Users” uit de hele wereld. Deze Users worden onderverdeeld in “Creators” (makers) en “Fans”. Creators hebben een profiel en kunnen inhoud zoals foto’s en video’s naar hun profiel uploaden en posten. Creators vragen geld voor en verdienen geld aan inhoud en Fans betalen voor inhoud. Fenix rekent de Creator een vergoeding van 20% aan voor verrichte diensten, in de vorm van een inhouding (hierna: kost) op het door de Fan betaalde bedrag. Zowel betalingen van een Fan als betalingen aan een Creator verschijnen op het bankafschrift van de betreffende User als een betaling aan of van Fenix. Fenix heeft op de kost steeds een btw-tarief van 20 % aangerekend en de overeenkomstige btw afgedragen. Op 22-04-2020 heeft HMRC aan Fenix aanslagen voor verschuldigde btw verstuurd. HMRC stelt dat de rechtsgrondslag voor de aanslagen erin bestond dat Fenix op grond van artikel 9 bis moest worden geacht op eigen naam te handelen. Op 27-07-2020 heeft Fenix beroep ingediend waarin zij de rechtsgrondslag voor de aanslag alsook het bedrag ervan betwistte. Fenix stelt dat artikel 9 bis ongeldig en niet van toepassing was, en subsidiair dat Fenix buiten het vermoeden van artikel 9 bis viel.
Overweging:
Met dit verzoek vraagt de verwijzende rechter aan het Hof om uitspraak te doen over de geldigheid van artikel 9 bis van uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011, zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 1, onder c), van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1042/2013 van de Raad van 7 oktober 2013, houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. De UK Tax Tribunal twijfelt eraan of artikel 9 bis geldig is en verwijst de zaak daarom naar het Hof. Artikel 9 bis strekt tot uitvoering van artikel 28 van de btw-richtlijn, maar er zijn sterke argumenten om te stellen dat het verder gaat dan deze uitvoering.
Prejudiciële vraag:
Is artikel 9 bis van uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011, dat is ingevoegd bij artikel 1, lid 1, onder c), van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1042/2013 van de Raad van 7 oktober 2013, ongeldig op grond dat het verder gaat dan de bij artikel 397 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 voor de Raad vastgestelde uitvoeringsbevoegdheid of -plicht, voor zover het artikel 28 van richtlijn 2006/112/EG aanvult en/of wijzigt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Commissie/Parlement en Raad C-427/12; Parlement/Commissie C-65/13; C-464/10;
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal;