C-701/18 Geld-für-Flug

Contentverzamelaar

C-701/18 Geld-für-Flug

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    27 december 2018

Schriftelijke opmerkingen:                    13 februari 2019

Trefwoorden: consumentenrecht, oneerlijke bedingen; luchtvaart

Onderwerp:

-           Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten,

-           Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)


Feiten:

Verzoekster is een boekingsbureau voor vluchten van Ryanair (verweerder) en vordert van Ryanair terugbetaling van niet-verschuldigde belastingen en toeslagen over geannuleerde luchtvervoersovereenkomsten die door betrokken passagiers bij Ryanair vluchten hebben geboekt van of naar Nürnberg. De passagiers hebben hun vluchten door verzoekster laten annuleren en zijn niet verschenen voor de vlucht. De passagiers hebben hun vorderingen tegen Ryanair tot terugbetaling van niet-verschuldigde belastingen en retributies op verzoekster overgedragen. Verzoekster heeft zonder succes geprobeerd om het geld terug te krijgen van Ryanair. De Duitse rechter gaat ervan uit dat verzoekster het volledige krediet- en handhavingsrisico draagt. Bij het boeken van de vluchten zijn alle passagiers in het bezit gesteld van de algemene vervoersvoorwaarden van Ryanair. Deze bevat (onder andere) dat het Ierse recht van toepassing is op de overeenkomst, tenzij dit anders is bepaald bij (toepasselijke) wet of het verdrag. De algemene voorwaarden bepalen ook dat passagiers die niet reizen, binnen een maand schriftelijk een volledige terugbetaling van de betaalde overheidsbelastingen kunnen aanvragen. Ryanair is van mening dat de overdracht van de vorderingen van passagiers op verweerster nietig is naar Iers recht, onder andere omdat verzoekster geen oorspronkelijk eigen legitiem belang heeft. Verzoekster is het hier niet mee eens en is naar de rechter gestapt.


Overweging:

De verwijzende rechter denk dat het afhangt van de uitleg van artikel 3(1) van richtlijn 93/13 of de vordering van verzoekster wordt toegewezen. Of verzoekster de vorderingen geldend kan maken is afhankelijk van de geldigheid van de cessie. Naar Duits recht is de cessie geldig. Indien het Ierse recht geldend is, moet nader juridisch advies worden ingewonnen voordat deze vraag kan worden beantwoord. Het is van doorslaggevend belang of de rechtskeuze in de algemene vervoersvoorwaarden van Ryanair al dan niet geldig is. Zonder rechtskeuze is het Duitse recht van toepassing volgens artikel 5(2) eerste alinea, van de Rome I-verordening omdat alle passagiers hun gewone woonplaats in Duitsland hebben en alle vluchten van Nürnberg vertrekken of aankomen. Verder merkt de verwijzende rechter op dat volgens het Hof een rechtskeuzebeding in de algemene verkoopvoorwaarden van een ondernemer misleidend kan zijn in de zin van artikel 3(1) van richtlijn 93/13 wanneer de consument niet wordt ingelicht over het beginsel van de gunstigste behandeling van artikel 6(2) tweede volzin, van de Rome I-verordening (zaak C-191/15).


Prejudiciële vraag:

Moet artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat een beding in de algemene vervoersvoorwaarden van een commerciële luchtvaartmaatschappij waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en volgens hetwelk een via elektronische weg gesloten overeenkomst met een te vervoeren consument wordt beheerst door het recht van het land waar de luchtvaartmaatschappij is gevestigd, welk recht afwijkt van het recht van de gewone verblijfplaats van de te vervoeren consument, oneerlijk is voor zover het de consument misleidt door hem niet erop te wijzen dat krachtens artikel 5, lid 2, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) slechts beperkte mate voor een ander recht kan worden gekozen en geen rechtskeuze naar believen kan worden gemaakt, maar uitsluitend de in artikel 5, lid 2, tweede alinea, van de Rome I-verordening genoemde rechtskeuzes mogelijk zijn?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-290/16 Air Berlin; C-191/15 Verein für Konsumenteninformation tegen Amazon EU Sàrl.

Specifiek beleidsterrein: EZK en IenW

Gerelateerde documenten