C-706/22 Konzernbetriebsrat   

Contentverzamelaar

C-706/22 Konzernbetriebsrat   

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    4 januari 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    21 februari 2023

Trefwoorden: Oprichting Europese Vennootschap (SE), onderhandelingsprocedure, werknemers

Onderwerp:

•            Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE)

•            Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers

•            Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers

Feiten:

O Holding SE (Interveniënte) is een Holding SE die in het register voor Engeland en Wales was ingeschreven als SE ‘zonder werknemers’. Ook de deelnemende vennootschappen O Ltd. En O GmbH hadden geen werknemers in dienst of bezaten dochterondernemingen die werknemers in dienst hadden. Als zodanig konden zij bij de oprichting van de SE niet aan het in artikel 12 lid 2 van verordening 2001/86 gestelde vereiste voldoen om een onderhandelingsprocedure met betrekking tot de rol van werknemers op te starten. Desondanks is de SE ingeschreven in het handelsregister op 28-03-2013. O Holding SE was enig aandeelhouder van O Holding GmbH. O Holding GmbH had haar statutaire zetel te Hamburg en had een raad van commissarissen die voor een derde bestond uit werknemersvertegenwoordigers. Op 14-06-2013 besloot O Holding SE om O Holding GmbH om te zetten in een commanditaire vennootschap, O KG. Op grond van de op 02-09-2013 in het register ingeschreven wijziging van de rechtsvorm, verviel de medezeggenschap van de werknemers in de raad van commissarissen. Bij O KG zijn ongeveer 816 werknemers werkzaam. Zij heeft dochtervennootschappen in verscheidene lidstaten van de Europese Unie, waarbij in totaal circa 2 200 werknemers werkzaam zijn. Met ingang van 04-10-2017 heeft O Holding SE haar statutaire zetel verplaatst naar Hamburg. De groepsondernemingsraad van O KG heeft in de door hem ingeleide besluitvormingsprocedure betoogd dat de directie van O Holding SE verplicht is een bijzondere onderhandelingsgroep samen te stellen. Aangezien O Holding SE in verscheidene lidstaten dochtervennootschappen heeft in de zin van artikel 2, onder c), van richtlijn 2001/86, die werknemers in dienst hebben, dienen de onderhandelingen met betrekking tot de rol van de werknemers – die in beginsel vóór de inschrijving van een SE moeten worden gevoerd – alsnog te worden gevoerd.

Overweging:

De fundamentele vraag in deze zaak ziet op de al dan niet bestaande mogelijkheid tot het voeren van een onderhandelingsprocedure van de positie van werknemers nadat een SE is opgericht. Vooral wanneer deze SE is opgericht ‘zonder werknemers’ bestaat er volgens artikelen 3 tot en met 7 van richtlijn 2001/86 geen verplichting om deze onderhandelingsprocedure vooralsnog op een later tijdstip te voeren. Het enige argument hiertegen volgens de verwijzende rechter ziet in de opzet van richtlijn 2001/86, waarin bij het oprichten van een SE en de bijbehorende verplichting tot een onderhandelingsprocedure ervan uit wordt gegaan dat de deelnemende vennootschappen economisch actief zijn en dus werknemers in dienst hebben (artikel 2 onder c van richtlijn 2001/86). Deze redenering blijkt ook uit de overwegingen 1, 2 en 10 van verordening 2157/2001. Een verplichting tot het achteraf voeren van onderhandelingen zou in het hoofdgeding, op zijn minst met het oog op artikel 11 van richtlijn 2001/86, vereist kunnen zijn. Dat veronderstelt dat wanneer de inschrijving van de holding SE en het verwerven van dochtervennootschappen kort na elkaar plaatsvinden, ervan uit moet worden gegaan dat de oprichting wordt misbruikt om aan werknemers rechten met betrekking tot hun rol te ontnemen of te ontzeggen.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 12, lid 2, van verordening (EG) nr. 2157/2001 juncto de artikelen 3 tot en met 7 van richtlijn 2001/86/EG aldus worden uitgelegd dat wanneer een holding SE wordt opgericht door deelnemende vennootschappen die geen werknemers in dienst hebben en geen dochtervennootschappen bezitten die werknemers in dienst hebben (een zogenoemde „SE zonder werknemers”), en de holding SE in het register van een lidstaat is ingeschreven zonder dat eerst een onderhandelingsprocedure met betrekking tot de rol van de werknemers in de SE is gevoerd, deze onderhandelingsprocedure achteraf met terugwerkende kracht moet worden gevoerd, indien de SE de zeggenschap uitoefenende onderneming wordt van dochtervennootschappen in verscheidene lidstaten van de Europese Unie die werknemers in dienst hebben?

2. Indien het Hof de eerste prejudiciële vraag   beantwoord: Is dan het achteraf voeren van de onderhandelingsprocedure in een dergelijk geval voor onbeperkte tijd mogelijk en noodzakelijk?

3. Indien het Hof de tweede prejudiciële vraag bevestigend beantwoord: Staat artikel 6 van richtlijn 2001/86/EG in de weg aan toepassing van de wetgeving van de lidstaat waar de SE thans haar statutaire zetel heeft, met het oog op het achteraf voeren van de onderhandelingsprocedure, wanneer de „SE zonder werknemers” in een andere lidstaat in het register is ingeschreven zonder dat eerst een dergelijke procedure is gevoerd, en nog vóór de verplaatsing van haar statutaire zetel de zeggenschap uitoefenende onderneming wordt van dochtervennootschappen in verscheidene lidstaten van de Europese Unie die werknemers in dienst hebben?

4. Indien het Hof de derde prejudiciële vraag bevestigend beantwoord: Geldt dat dan eveneens wanneer de staat waar deze „SE zonder werknemers” voor de eerste maal is ingeschreven, na het verplaatsen van de statutaire zetel daarvan de Europese Unie heeft verlaten, en het recht van die staat geen bepalingen meer bevat inzake het voeren van een onderhandelingsprocedure met betrekking tot de rol van de werknemers in de SE?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: geen

Specifiek beleidsterrein: EZK, SZW

Gerelateerde documenten