C-73/23 Chaudfontaine Loisirs 

Contentverzamelaar

C-73/23 Chaudfontaine Loisirs 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     4 april 2023
Schriftelijke opmerkingen:                     21 mei 2023

Trefwoorden: fiscale neutraliteit, loterijen, onlinekans -en geldspelen, BTW

Onderwerp: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Feiten:

Verzoekster exploiteert een onlinecasino. Zij vordert terugbetaling van een hoofdsom van 640 478,825 EUR die zij als btw heeft betaald op onlinespelen en -weddenschappen die tussen 01-07-2016 en 22-05-2018 hebben plaatsgevonden. Volgens verzoekster is de litigieuze btw in de eerste plaats geheven in strijd met het beginsel van fiscale neutraliteit dat aan de btw-richtlijn ten grondslag ligt. In de tweede plaats hekelt zij de handhaving van de gevolgen van de vernietigde wet gedurende de betrokken periode. Zij verzet zich tegen het verschil in behandeling tussen de producten (waaronder loterijen) die online door de Nationale Loterij worden aangeboden (vrijgesteld van btw) en de kansspelen en weddenschappen die online door verschillende particuliere exploitanten (onderworpen aan btw) worden aangeboden. Verzoekster preciseert dat kans- en geldspelen en loterijen op dezelfde markt met elkaar concurreren. Voorts wijst zij erop dat de Nationale Loterij op haar website, naast een uitgebreid aanbod aan loterijen ook onlinespelen en -weddenschappen aanbiedt die vergelijkbaar zijn met de door andere online-exploitanten aangeboden spelen en dat dit door wetenschappelijke literatuur is aangetoond, met name wat de verslaving aan deze spelen betreft. Dit verschil in behandeling is in strijd met het neutraliteitsbeginsel. Beide diensten zijn immers vergelijkbaar omdat (1) zij overeenkomstige eigenschappen vertonen en aan dezelfde behoeften van de consument voldoen, waarbij het vergelijkbaar gebruik de maatstaf is, (2) de verschillen die zij vertonen de beslissing van de consument om van de ene of van de andere dienst gebruik te maken niet aanmerkelijk beïnvloeden. De Belgische Staat is van mening dat loterijen niet vergelijkbaar zijn met onlinekans- en geldspelen, en er dus geen sprake is van schending van het beginsel van fiscale neutraliteit.

Overweging:

In het onderhavige geval doet zich, gelet op de analyse van de rechtspraak van het Hof, een probleem voor bij de uitlegging van het recht van de Unie, hetgeen de eerste twee prejudiciële vragen rechtvaardigt. De prejudiciële verwijzing betreft het verschil in behandeling tussen online aangeboden kans- en geldspelen en niet online aangeboden kans- en geldspelen enerzijds (eerste vraag) en al dan niet online aangeboden loterijen (tweede vraag) anderzijds. Indien in casu blijkt dat de opheffing van de btw-vrijstelling voor alleen onlinekans- en geldspelen daadwerkelijk in strijd is met het beginsel van neutraliteit op het gebied van de btw, rijst de vraag of de handhaving van de gevolgen van die opheffing „teneinde rekening te houden met de budgettaire en administratieve moeilijkheden die de terugbetaling van de reeds betaalde belastingen zou teweegbrengen”, zelfs indien de opheffing voortvloeit uit de schending van het nationale recht en niet van het Unierecht, toch niet in strijd zou zijn met dit laatste. Daarnaast rijst in de onderhavige zaak de vraag of de belastingplichtige ook recht heeft op teruggaaf van in strijd met de btw-richtlijn en met het beginsel van fiscale neutraliteit gehandhaafde belastingen.

Prejudiciële vragen:

1) Kan een lidstaat op grond van artikel 135, lid 1, onder i), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en het beginsel van fiscale neutraliteit, alleen langs elektronische weg aangeboden kans- en geldspelen uitsluiten van de in deze bepaling bedoelde vrijstelling terwijl kans- en geldspelen die niet langs elektronische weg worden aangeboden, vrijgesteld blijven van btw?

2) Kan een lidstaat op grond van artikel 135, lid 1, onder i), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en het beginsel van fiscale neutraliteit, alleen langs elektronische weg aangeboden kans- en geldspelen uitsluiten van de in deze bepaling bedoelde vrijstelling met uitzondering van loterijen die vrijgesteld blijven van btw ongeacht of zij al of niet langs elektronische weg worden aangeboden?

3) Kan een hogere rechter op grond van artikel [2]67, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie beslissen de gevolgen van een bepaling van nationaal recht die hij vernietigt wegens schending van het nationale recht, te handhaven zonder zich uit te spreken over de schending van het Unierecht die eveneens voor hem werd aangevoerd, en dus zonder een prejudiciële vraag te stellen over de verenigbaarheid van die bepaling van nationaal recht met het Unierecht of zonder het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de voorwaarden waaronder hij de gevolgen van die bepaling zou kunnen handhaven ondanks de onverenigbaarheid ervan met het Unierecht?

4) Bij een ontkennend antwoord op een van de vorige vragen, kon het Grondwettelijk Hof dan de gevolgen voor het verleden handhaven van de bepalingen die het heeft vernietigd wegens onverenigbaarheid ervan met de nationale regeling inzake bevoegdheidsverdeling, terwijl deze bepalingen ook onverenigbaar waren met btw-richtlijn 2006/112/EG van de Raad, en wel teneinde rekening te houden met de budgettaire en administratieve moeilijkheden die de terugbetaling van de reeds betaalde belastingen zou teweegbrengen?

5) Bij een ontkennend antwoord op de vorige vraag, kan de belastingplichtige dan de btw terugkrijgen die hij heeft betaald op de werkelijke brutomarge van de door hem georganiseerde spelen en weddenschappen, en wel op basis van bepalingen die onverenigbaar zijn met richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en met het beginsel van fiscale neutraliteit?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Belgisch Syndicaat van Chiropraxie e.a. (C-597/17), Oxycure Belgium (C-573/15), K (C-219/13), The Rank Group (C-259/10 en C-60/10), TNT Post UK (C357/07), Leo-Libera (C-58/09), Mednis, (C525/11), Emerging Markets Series of DFA Investment Trust Company (C190/12), Marks & Spencer (C-309/06)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal