C-774/19 Personal Exchange International

Contentverzamelaar

C-774/19 Personal Exchange International

Prejudiciële hofzaak   

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     18 december 2019
Schriftelijke opmerkingen:                     4 februari 2020

Trefwoorden : consument; computerspellen; economische activiteit

Onderwerp :

Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

 

Feiten:

Verweerster is een als handelsvennootschap geregistreerde rechtspersoon die online-gokdiensten aanbiedt en haar bedrijfszetel in Malta heeft. Verzoeker, een pokerspeler uit Slovenië, heeft gebruik gemaakt van de diensten die verweerster hem op afstand via haar website www.mybet.com  aanbood. Verzoeker vordert een bedrag van 226 850,21 EUR van verweerster, dat hij in het tijdvak van 31-03-2010 tot en met 10-05-2011 heeft gewonnen door poker te spelen op haar website. Verweerster, die dit online casino organiseert, heeft beslag gelegd op de gewonnen bedragen en zich deze toegeëigend omdat verzoeker de spelvoorwaarden had geschonden wegens het bezit van meerdere gebruikersaccounts. Volgens het recht van Malta en de algemene contractvoorwaarden mag elke gebruiker bij een afzonderlijke kansspelaanbieder slechts één gebruikersaccount hebben. Het is niet toegestaan om zich opnieuw te registreren of het account van een andere speler te gebruiken. Volgens de algemene contractvoorwaarden heeft verweerster in een dergelijk geval het recht om beslag te leggen op de bedragen die op de bijbehorende rekening van het casino staan. In de onderhavige zaak is de beslaglegging echter niet gerechtvaardigd omdat verweerster in dit verband niet correct heeft gehandeld. Ondanks dat zij reeds lange tijd op de hoogte was van de schending van verzoeker, heeft zij zijn account niet geblokkeerd en evenmin verhinderd dat hij bleef doorspelen. De rechter in eerste aanleg heeft het beroep van verzoeker volledig toegewezen en geoordeeld dat verweerster hem een bedrag moest betalen van 226 850,21 EUR, vermeerderd met vertragingsrente. Tegen deze beslissing is verweerster opgekomen en heeft uiteindelijk cassatieberoep ingesteld. Verzoeker stelt dat de rechters van Slovenië bevoegd zijn op grond van het feit dat hij als consument gebruik heeft gemaakt van de online casinodiensten van verweerster, en niet bedrijfs- of beroepsmatig heeft gehandeld. Verweerster is van mening dat verzoeker geen consument was, aangezien hij een professioneel pokerspeler is die geen recht heeft op consumentenbescherming, zij stelt daarom dat de rechters van Malta bevoegd zijn in de onderhavige zaak.

 

Overweging:

Volgens de verwijzende rechter is in de onderhavige zaak zowel de door verzoeker voorgestelde uitlegging van het begrip „consument”, als de door verweerster voorgestelde uitlegging daarvan mogelijk. Uit de feitelijke situatie in deze zaak blijkt dat de omstandigheden die particuliere consumenten kenmerken en de omstandigheden die de uitoefening van een economische activiteit of een beroep kenmerken, elkaar overlappen. Inhoudelijk gaat het bij beide uitleggingen om de relatie tussen een traditionele en een meer moderne opvatting van het begrip „consument” en de vraag of een activiteit van een individu als particulier of beroepsmatig moet worden opgevat. Volgens de uitlegging van verzoeker wordt de beroepsmatige activiteit van een individu in formele zin opgevat, terwijl volgens de benadering van verweerster de wijze waarop deze activiteit wordt uitgevoerd niet van belang is en de nadruk wordt gelegd op de betekenis daarvan voor het individu. De verschillende taalversies van een aantal lidstaten van de Unie creëren nog grotere verwarring. Sommige taalversies bevatten aanvullende woordelementen zoals “winstgevende activiteit” terwijl er in andere taalversies alleen verband wordt gelegd met het beroep zonder aanvullende woordelementen. De verwijzende rechter vraagt zich af of ook het winnen van prijzen met computerspellen of andere virtuele activiteiten als beroepen kunnen worden aangemerkt: dit zijn namelijk moderne wijzen om in het levensonderhoud te voorzien.

 

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 15, lid 1, van verordening nr. 44/2001 aldus worden uitgelegd dat ook een overeenkomst om online poker te spelen, die een individu op afstand via internet met een buitenlandse exploitant van onlinespellen heeft gesloten en waarop de algemene contractvoorwaarden van die exploitant van toepassing zijn, kan worden aangemerkt als een overeenkomst gesloten door een consument voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, indien dit individu jarenlang met de aldus verkregen inkomsten of de met poker gewonnen prijzen in zijn onderhoud heeft voorzien, ondanks dat hij niet beschikt over een formele registratie voor dit soort activiteit, en deze activiteit hoe dan ook niet op de markt als betaalde dienst aan derden aanbiedt?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-498/16), (C-297/14), (C-441/13), (C-375/13), (C-508/12), (C-218/12), (C-419/11), (C-190/11), (C-585/08 en C-144/09), (C-150/77), (C-89/91), , (C-464/01), (C-96/00), (C-269/95)

Specifiek beleidsterrein: EZK