C-788/24 Anne Frank Fonds

Contentverzamelaar

C-788/24 Anne Frank Fonds

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    21 januari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                    7 maart 2025

Trefwoorden: auteursrecht, mededeling van werken
Onderwerp:  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij: artikel 3, lid 1.

Feiten:
Verzoekende partij is het ‘Anne Frank Fonds’, en verwerende partijen zijn de ‘Anne Frank Stichting’, de ‘Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen’ en de ‘Vereniging voor onderzoek en ontsluiting van historische teksten’. De Vereniging heeft een website waarop een nieuwe wetenschappelijke online editie van het dagboek van Anne Frank is gepubliceerd. Het is de vraag of de Stichting c.s. met de publicatie inbreuk maakt op het auteursrecht van het Fonds in Nederland. Het Fonds heeft in Nederland namelijk tot 2037 nog auteursrecht op delen van het dagboek. In andere lidstaten is het auteursrecht op het werk in 2016 al vervallen. 

Overweging:
Het is de vraag of door het hanteren van geografische toegangsblokkering, waardoor de website niet toegankelijk is vanaf een IP-adres in Nederland, wordt voorkomen dat met die publicatie een ‘mededeling aan het publiek’ in Nederland wordt gedaan als bedoeld in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29. Daarbij is het de vraag of deze mededeling wel geacht wordt te zijn gedaan in het geval dat de website van de Vereniging via een VPN dienst alsnog te bezoeken is vanuit Nederland. De verwijzende rechter wil uitleg over de betekenis van een mededeling aan een bepaald publiek. 

Prejudiciële vragen:
1. Moet art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn zo worden uitgelegd dat een publicatie van een werk op internet slechts kan worden aangemerkt als een mededeling aan het publiek in een bepaald land als de publicatie tot het publiek in dat land is gericht? Zo ja, welke factoren moeten bij de beoordeling daarvan in aanmerking worden genomen? 

2. Kan sprake zijn van een mededeling aan het publiek in een bepaald land als door middel van (state ofthe art) geo-blocking is bewerkstelligd dat de website waarop het werk is gepubliceerd door het publiek in dat land alleen kan worden bereikt door het omzeilen van de blokkeringsmaatregel met behulp van een VPN- of soortgelijke dienst? Is daarbij van belang in welke mate het publiek in het geblokkeerde land bereid en in staat is zich via zodanige dienst toegang tot de desbetreffende website te verschaffen? Maakt het voor de beantwoording van deze vraag verschil of naast de maatregel van geo-blocking nog andere maatregelen zijn getroffen om de toegang tot de website voor het publiek in het geblokkeerde land te belemmeren of te ontmoedigen? 

3. Indien de mogelijkheid tot omzeiling van de blokkerende maatregel meebrengt dat het op internet gepubliceerde werk aan het publiek in het geblokkeerde land wordt medegedeeld in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn, wordt die mededeling dan gedaan door degene die het werk op internet heeft gepubliceerd, hoewel voor het kennisnemen van die mededeling de tussenkomst van de aanbieder van de betrokken VPN- of soortgelijke dienst vereist is? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-682/18 ; C-135/23 GEMA; C-104/22 Watermaster.

Specifiek beleidsterrein: JenV