C-811/24 Pescheria Il Granchio Blu
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 31 januari 2025 Schriftelijke opmerkingen: 17 maart 2025
Trefwoorden: staatssteun, de-minimissteun, visserij- en aquacultuursector, detailhandel
Onderwerp: Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector
Feiten: de hoofdprocedure betreft de vraag of verzoeker, Pescheria Il Granchio Blu, in aanmerking komt voor steun op basis van een regeling die is gebaseerd op de de-minimisverordening (1407/2013) en de landbouw de-minimisverordening (1408/2013). Ondernemingen die actief zijn in de productie, verwerking en afzet van visserij- of aquacultuurproducten zijn uitgesloten van deze verordeningen en komen dan ook niet in aanmerking voor steun onder de betreffende Italiaanse regeling. In geschil is de vraag of verzoeker, die actief is op het gebied van detailhandel in visserijproducten, kwalificeert als onderneming die zich bezig houdt met ‘verwerking en afzet’ van visserijproducten in de zin van de verordening betreffende de minissteun in de visserij- en aquacultuursector (hierna: de verordening).
Overweging: volgens de verwijzende rechter zijn de door verzoekr aangevoerde argumenten in het algemeen aanvaardbaar. De definitie uit artikel 2, onder c, van de verordening veronderstelt, volgens de verwijzende rechter dat detailhandel een latere fase betreft, die volgt ná de handelingen ‘tussen het moment van de aanlanding of oogst en de fase van het eindproduct’.
De „visserij- en aquacultuursector” is in artikel 5, onder d), van verordening (EU) nr. 1379/2013 weliswaar gedefinieerd als de economische sector die alle activiteiten voor de productie, verwerking en afzet van visserij- of aquacultuurproducten omvat, maar vervolgens wordt „detailhandel” onder g) gedefinieerd als het hanteren en/of verwerken van levensmiddelen en het opslaan daarvan op de plaats van verkoop of levering aan de eindverbruiker, waaronder distributieterminals, cateringdiensten, bedrijfskantines, institutionele maaltijdvoorziening, restaurants en andere soortgelijke diensten voor voedselvoorziening, winkels, supermarkten en groothandelsbedrijven waar levensmiddelen worden verkocht. Bij deze definities wordt ervan uitgegaan dat de detailhandel iets anders is dan de visserij- en aquacultuursector.
Volgens de verwijzende rechter lijkt de Europese regelgeving er dus voor te pleiten dat de activiteit van detailhandel in visserijproducten een autonome en latere fase is ten opzichte van de activiteiten van productie, verwerking en afzet van producten die de visserij- en aquacultuursector identificeren, maar aangezien deze definities van invloed zijn op de werkingssfeer van de betrokken [Unie]regelingen en daarover geen eerdere rechtspraak bestaat, is over dit punt de uitlegging van het Hof vereist.
Prejudiciële vragen: 1. Omvat de definitie van ,verwerking en afzet’ in artikel 2, onder c), van verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 ook de activiteit van detailhandel in visserijproducten, en is een eventuele uitsluiting van die activiteit van de werkingssfeer van verordening (EU) nr. 717/2014 op grond van de letterlijke bewoordingen van die bepaling verenigbaar met artikel 5, onder d) en g), van verordening (EU) nr. 1379/2013, waarin detailhandel apart is gedefinieerd in de gemeenschappelijke regeling van de markten van visserijproducten, of is die uitsluiting niet verenigbaar met de algemene regeling van de visserijsector, aangezien verordening (EU) nr. 1379/2013 hoe dan ook een definitie van detailhandel bevat volgens welke die handel bij de activiteiten van de visserijsector is inbegrepen? (de verwijzende rechter is geneigd te oordelen dat die uitsluiting verenigbaar is);
2. Is verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 uiteindelijk van toepassing op de activiteit van detailhandel in visserijproducten [...] op grond van het belang van detailhandel voor de visserijsector of het feit dat het duidelijk een aparte regeling betreft? (de laatste stelling, die ertoe leidt dat de activiteit van detailhandel wordt uitgesloten van de werkingssfeer van verordening (EU) nr. 717/2014, overtuigt de verwijzende rechter meer);
3. Staat het Unierecht in de weg aan een nationale regeling op grond waarvan de-minimissteun kan worden verleend aan ondernemingen die zich bezighouden met detailhandel van visserijproducten, die voor steun in aanmerking komen omdat zij verschillen van de industriële visserij en zijn opgenomen in de stedelijke vrije zone die is ingesteld na de aardbeving die Midden-Italië heeft getroffen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -
Specifiek beleidsterrein: EZ, LNV