C-844/24 ECDC Logistics e.a.

Contentverzamelaar

C-844/24 ECDC Logistics e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen:

Motivering departement: 28 januari 2025
Schriftelijke opmerkingen: 14 maart 2025

Trefwoorden: douanewaarde, MADB, risicoanalyse-instrument, methode

Onderwerp: Gebruikte gegevens en methode voor het vaststellen van de douanewaarde

Feiten:

Beklaagden ECDC ea worden strafrechtelijk vervolgd voor het indienen van douaneaangiften met onjuiste informatie. Beklaagden wordt ook verweten de douaneautoriteiten niet het jaarlijkse overzicht van douanevertegenwoordigers en de bewijsstukken voor alle betwiste aangiften te hebben verstrekt.  

Volgens de informatie van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en op basis van de Market Access Database [MADB] waren de opgegeven douanewaarden voor deze goederen gemiddeld 50% lager dan de gangbare douanewaarde, hetgeen wijst op mogelijke onderwaardering. Het door OLAF ontwikkelde risicobeoordelingsinstrument werd niet alleen gebruikt als risicoprofiel maar ook om de douanewaarde te bepalen. Uit de rechtspraak van het  EU-Hof  blijkt dat de "cleaned average price" (GGP) enkel als risicoanalyse-instrument dient en niet om de douanewaarde van die invoer vast te stellen.

Overweging:

De Belgische autoriteiten gebruikten de statistische gegevens uit de MADB om goederen de waarderen, maar de verwijzende rechter twijfelt of deze methode door de beugel kan in het licht van  de rechtspraak van het Hof. Tegen deze achtergrond stelt hij onderhavige vragen. 

Prejudiciële vragen:

  1. Voldoet de bevoegde douaneautoriteit die voor het vaststellen van de douanewaarde van ingevoerde goederen die zij als ondergewaardeerd beschouwt gebruikmaakt van een in essentie statistische methode die is gebaseerd op de Europese databank acces2markets/MADB, aan de in de artikelen 70 en 74 van het douanewetboek van de Unie voorgeschreven opeenvolgende methoden en in het bijzonder aan de zogenoemde methode „in laatste instantie” of „van redelijke middelen” van artikel 74, lid 3, van dat wetboek, volgens welke de douanewaarde van de betrokken goederen wordt vastgesteld op basis van „beschikbare gegevens” – die niet mogen worden geaggregeerd en evenmin vertrouwelijk mogen zijn – met inachtneming van de voorwaarden van artikel 144 van de uitvoeringsverordening? 
  2. Zo ja, is het gebruik van een Europese statistische databank zoals acces2makets/MADB, waarin in de Unie verzamelde gegevens worden samengebracht, voor het bepalen van de douanewaarde van goederen ingevolge de zogenoemde methode „in laatste instantie” of „van redelijke middelen” van artikel 74, lid 3, van het douanewetboek van de Unie, in overeenstemming met de waarborgen die artikel 53 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie biedt aan justitiabelen wanneer zij in het kader van een uitsluitend door de douane- en accijnzenautoriteiten ingestelde strafvervolging verplicht zijn zich te verdedigen met betrekking tot statistische gegevens, en de toepasselijke nationale strafbepaling voorziet in een straf bestaande in een geldboete van vijf tot tien maal de ontdoken rechten die zelf worden vastgesteld op basis van statistische gegevens? 
  3. Wanneer goederen in een lidstaat in het vrije verkeer worden gebracht maar in een andere lidstaat tot verbruik worden uitgeslagen, moet de bevoegde douaneautoriteit, indien zij de goederen op statistische basis mag waarderen, dan uitgaan van de statistische waarde door gebruik te maken van nationale gegevens die de douanewaarde van onder dezelfde Taric-code vallende goederen vaststellen, of van de statistische waarde overeenkomstig de databank van de Europese Unie waarin de door elke lidstaat verzamelde statistieken worden samengebracht en geaggregeerd? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: 

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten