C-857/24 daa e.a.

Contentverzamelaar

C-857/24 daa e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     21 februari 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     7 april 2025

Trefwoorden: luchtvaartbeleid, coördinatieparameters, slots, eigendomsrecht

Onderwerp: 
-    Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van "slots" op communautaire luchthavens: artikel 6, lid 1;
-    Verordening (EU) nr. 598/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de vaststelling van regels en procedures voor de invoering van geluidsgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Unie binnen het kader van een evenwichtige aanpak;
-    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 16 en 17;
-    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 4, lid 3.

Feiten:
De Irish Aviation Authority (IAA) is de bevoegde autoriteit voor het vaststellen van de coördinatieparameters voor de luchthaven van Dublin, waarin voor de toewijzing van ‘slots’ voor het zomer- en winterseizoen de beschikbare capaciteit wordt bepaald die aan luchtvaartmaatschappijen moet worden aangeboden. In een vergunning voor de uitbreiding van terminal 2 staat dat het toegestane gecombineerde capaciteit met terminal 1 niet meer mag bedragen dan 32 miljoen passagiers per jaar (hierna: 32-mppj). De IAA heeft deze 32-mppj-voorwaarden opgenomen in de coördinatieparameters voor de luchthaven in 2024, omdat uit prognoses bleek dat de grens zou kunnen worden overschreden. Door het opnemen van een ‘zitplaatsplafond’ werd het aantal passagiers beperkt, waardoor er niet meer aan alle aanvragen voor slots van luchtvaartmaatschappijen kon worden voldaan. Verzoekende partijen, waaronder vliegtuigmaatschappijen, stellen dat IAA hiermee inbreuk heeft gemaakt op hun rechten. 

Overweging:
Aer Lingus, Ryanair en A4A betogen dat de 32-mppj-voorwaarden voor de toepassing van artikel 6, lid 1 van verordening 95/93 (slotverordening) geen ‘relevante beperking’ vormen, en dat de IAA ten onrechte rekening heeft gehouden met deze voorwaarden bij de vaststelling van de coördinatieparameters. Daarnaast stellen zij dat zij op grond van artikel 8, lid 2 van de slotverordening eigendomsrechten hebben met betrekking tot historische slots en dat het artikel geen rechtsgrondslag biedt om die rechten in te trekken. Zowel daa als IAA betwisten het bestaan van de rechten die de partijen stellen te genieten, en willen de vraag beantwoord hebben of er een impliciet vereiste volgt uit de verordening dat de lidstaten coördinatieparameters moeten vaststellen die de capaciteit op te luchthaven te boven gaat om aan de slotaanvragen te kunnen voldoen.

Prejudiciële vragen:
1. Mag een bevoegde nationale autoriteit bij de vaststelling van de parameters voor de toewijzing van slots op een gecoördineerde luchthaven overeenkomstig artikel 6, lid 1, van verordening nr. 95/93 (zoals gewijzigd) rekening houden met vergunningen die zijn verleend door de betrokken instantie voor ruimtelijke ontwikkeling op grond van de nationale wetgeving voor ruimtelijke ontwikkeling met betrekking tot die luchthaven, waarin voorwaarden zijn opgenomen die onder meer inhouden dat de „gecombineerde capaciteit” van de luchthaventerminals een bepaalde jaarlijkse passagierslimiet niet mag overschrijden, en waarvoor de opgegeven onderbouwing voor het opleggen van de voorwaarden luidt „gezien het beleid en de doelstellingen van het lokale bestemmingsplan van de luchthaven van Dublin en de capaciteitsbeperkingen (vervoer) op de oostelijke campus”? Vormen dergelijke voorwaarden een „relevante technische, operationele en milieubeperking” in de zin van artikel 6, lid 1? Maken zij deel uit van de objectieve analyse van de capaciteitssituatie op de luchthaven in de zin van artikel 6, lid 1? 

2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, staat artikel 6, lid 1, van verordening nr. 95/93 – en voor zover relevant de artikelen 16 en 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – de lidstaten dan toe om de parameters voor de toewijzing van slots op een gecoördineerde luchthaven voor een bepaalde dienstregelingsperiode zodanig vast te stellen dat een reeks slots (of bepaalde onderdelen daarvan) waarop luchtvaartmaatschappijen anders krachtens artikel 8, lid 2, recht zouden hebben, niet wordt toegewezen? 

3. Indien het, puur ten gevolge van de antwoorden van het Hof op de eerste en de tweede vraag, aan de orde is, verbiedt de slotverordening de beheersorganen van de luchthaven in de zin van de slotverordening dan eenzijdige maatregelen te treffen om de luchthaven gedurende een bepaalde periode te sluiten teneinde te voorkomen dat de door de luchthavencoördinator toegewezen slots zo worden geëxploiteerd dat het jaarlijks maximum voor passagiers als bedoeld in de eerste vraag wordt overschreden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: IenW

Gerelateerde documenten