C-869/24 Europolice

Contentverzamelaar

C-869/24 Europolice

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     3 maart 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     17 april 2025

Trefwoorden: aanbesteding, concern

Onderwerp:  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 (betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten: artikel 2, lid 1, punt 10 en artikel 46.

Feiten:
De zaak gaat om een openbare aanbesteding die in 2020 was uitgeschreven door ‘Consip’ voor de levering van gewapende bewakingsdiensten voor het Italiaanse ministerie van Justitie. Vanwege de omvang van de opdracht werd het verdeeld in 34 percelen, om deelname van kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen. Elke inschrijver mocht zich kandidaat stellen voor maximaal 13 percelen en 40% van de totale waarde van de opdracht. Twee percelen werden gegund aan Poliziotto Notturno, waartegen Europolice bezwaar maakte. Europolice betoogde dat Poliziotto Notturno deel uitmaakt van het ‘HCM-concern’, dat zich via verschillende dochterondernemingen op 32 van de 34 percelen had ingeschreven. Europolice stelde dat dit omzeiling van de deelnemingsbeperkingen inhield en verzocht om uitsluiting van Poliziotto Notturno.

Overweging:
De verwijzende rechter wil weten of de deelnemingsbeperkingen enkel moeten worden toegepast op individuele inschrijvers, of dat zij ook kunnen worden verruimd naar concerns waartoe inschrijvers behoren. De wet voorziet niet expliciet in de uitbreiding van de beperkingen naar concerns, maar de verwijzende rechter stelt dat de verruiming mogelijk moet zijn indien er bewuste omzeiling wordt aangetoond. Rechters moeten volgens hem kunnen toetsen of een concern via economische macht de deelnemingsbeperkingen omzeilt. Het is de vraag hoe het begrip ‘ondernemer’ van richtlijn 2014/24 geïnterpreteerd moet worden.

Prejudiciële vragen:
i) Kan het Unierecht, en in het bijzonder artikel 2, lid 1, punt 10, van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 (betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG), waarin het begrip „ondernemer” is gedefinieerd, gelezen in samenhang met de overwegingen 1 en 2 van die richtlijn, ruim worden uitgelegd zodat het ook een concern omvat waarvan een ondernemer deel uitmaakt? 

ii) Kan het Unierecht, en in het bijzonder artikel 46 van richtlijn 2014/24/EU betreffende de onderverdeling van de aanbestedingsprocedure in percelen, dat de aanbestedende diensten de bevoegdheid verleent om de aanbestedingsprocedure in percelen onder te verdelen (lid 1), om de indiening van inschrijvingen „voor één, meer of alle percelen” te beperken (lid 2) en om „het aantal aan één inschrijver te gunnen percelen” aan te geven (lid 2, alinea 2), worden toegepast op een wijze waarbij het concern waartoe de inschrijver behoort, in aanmerking wordt genomen? 

iii) Verzet het Unierecht, en in het bijzonder het algemene rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginsel, zich ertegen dat een inschrijver die deel uitmaakt van een concern dat in het kader van een in percelen onderverdeelde overheidsopdracht via zijn dochterondernemingen aan een aanbestedingsprocedure heeft deelgenomen en heeft ingeschreven voor een bedrag dat de in de aanbesteding vastgestelde deelnemings- en gunningsbeperkingen overschrijdt, automatisch van die aanbestedingsprocedure wordt uitgesloten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten