C-950/19 Patentti- ja rekisterihallituksen tilintarkastuslautakunta

Contentverzamelaar

C-950/19 Patentti- ja rekisterihallituksen tilintarkastuslautakunta

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     26 februari 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     12 april 2020

Trefwoorden : auditkantoor; financiële overzichten; accountancy

Onderwerp :

-           Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van richtlijn 84/253/EEG van de Raad (ingevoegd bij richtlijn 2014/56/EU);

 

Feiten:

In casu gaat het om de vraag op welk moment een functie wordt geacht te zijn aanvaard. Verzoeker was van 2014 t/m 12-07-2018 actief als een door Y aangewezen voornaamste vennoot. Y heeft als auditor van X opgetreden. Op 12-07-2018 heeft verzoeker met X een arbeidsovereenkomst gesloten waarbij verzoeker werd aangesteld als financieel directeur en lid van de raad van bestuur (per februari 2019). In het handelsregister staat Z sinds 14-12-2018 geregistreerd als auditor van X. Verzoeker is door de rekenkamer van de nationale raad van patenten en registratie (hierna: rekenkamer) gelast tot betaling van een geldboete van €50.000,- aan de staat. Volgens de rekenkamer is de verplichte wachttijd van twee jaar – in de zin van de wet inzake de financiële controle – pas ingegaan op 12-07-2018 en heeft verzoeker op dezelfde dag nog de functie van een voorname leidinggevende bij X aanvaard. Volgens verzoeker is de onafhankelijkheid van de controle van de jaarrekening van X niet aangetast als gevolg van zijn indiensttreding als financtieel directeur bij X, aangezien Z de auditor is voor het boekjaar 2018. Daarnaast heeft verzoeker de functie pas aanvaard op het moment dat hij daadwerkelijk in functie is getreden, oftewel in februari 2019 (aldus verzoeker).

 

Overweging:

De vraag is gerezen of de rekenkamer aan verzoeker een geldboete van €50.000,- kon opleggen wegens niet-naleving van de zogeheten wachttijd. Voor de beslechting van de zaak is het essentieel op welke wijze de duur van de wachttijd wordt berekend. Aangezien de bepaling van §11, hoofdstuk 4 van de wet inzake de financiële controle uitvoering geeft aan artikel 22bis (1) van richtlijn 2006/43/EG, is het met het oog op de uitlegging van Unierecht gerechtvaardigd het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing.

 

Prejudiciële vragen:

1) Dient artikel 22 bis, lid 1, van richtlijn 2006/43/EG (ingevoegd bij richtlijn 2014/56/EU) aldus te worden uitgelegd dat de voornaamste vennoot een functie aanvaardt in de zin van lid 1 op het moment van het sluiten van de arbeidsovereenkomst?

2) Ingeval de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, dient artikel 22 bis, lid 1, aldus te worden uitgelegd dat de voornaamste vennoot een functie aanvaardt in de zin van lid 1 bij de aanvang van de werkzaamheden in de betrokken functie?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten