EU-Hof: alleen de rechtsprekende formatie waaraan een zaak is toegewezen kan over de uitkomst van die zaak beslissen
Nieuwsbericht | 15-07-2024
Het gaat om het arrest van het EU-Hof in gevoegde zaken C-554/21 (Hann-Invest), C-622/21 (Mineral-Sekuline) en C-727/21 (Udruga KHL MEDVEŠČAK Zagreb) van 11 juli 2024.
Achtergrond Bij de Kroatische rechterlijke instanties van tweede aanleg moet elke beslissing van een rechtsprekende formatie worden doorgestuurd naar de registratierechter van de betreffende rechterlijke instantie voordat deze beslissing geacht wordt formeel te zijn gegeven en aan de partijen kan worden betekend.
De registratierechter wordt aangewezen door de voorzitter van de betrokken rechterlijke instantie. In de praktijk heeft hij de bevoegdheid om de uitspraak van een vonnis op te schorten en om instructies te geven aan de rechtsprekende formatie. Zijn tussenkomst en naam zijn niet bekend bij de partijen.
Als de rechtsprekende formatie de instructies van de registratierechter niet naleeft, kan hij verzoeken om een afdelingsvergadering bijeen te roepen. Die kan een „juridisch standpunt” formuleren dat bindend is voor alle rechtsprekende formaties van de afdeling. Als de betrokken rechtsprekende formatie haar beraadslagingen al heeft afgerond, kan het zijn dat zij haar eerder genomen rechterlijke beslissing moet wijzigen.
Volgens de Kroatische handelsrechter in tweede aanleg was dit procedurele mechanisme tot op heden gerechtvaardigd door de noodzaak om de samenhang van de rechtspraak te bewaren. Omdat hij er echter aan twijfelde of dat mechanisme wel verenigbaar was met het Unierecht -en met name met het beginsel van de rechtsstaat (daaronder wordt onder andere begrepen het recht op een daadwerkelijke rechtsbescherming, het grondrecht op een eerlijk proces, de onafhankelijkheid van rechters, het beginsel van hoor en wederhoor en de toegang tot een vooraf bij wet ingesteld gerecht)- heeft hij het EU-Hof hierover een prejudiciële vraag gesteld.
EU-Hof Het EU-Hof antwoordt dat het Unierecht zich ertegen verzet dat het nationale recht voorziet in een intern mechanisme van een nationale rechterlijke instantie op grond waarvan: • de rechterlijke beslissing van de rechtsprekende formatie waaraan de zaak is toegewezen slechts met het oog op de sluiting van de betrokken zaak aan de partijen kan worden toegezonden indien de inhoud ervan is goedgekeurd door een registratierechter die geen deel uitmaakt van de rechtsprekende formatie; • een afdelingsvergadering van de nationale rechterlijke instantie, door het formuleren van een „juridisch standpunt”, de rechtsprekende formatie waaraan de zaak is toegewezen kan dwingen om de inhoud van de eerder door die rechtsprekende formatie genomen rechterlijke beslissing te wijzigen, hoewel aan die afdelingsvergadering ook andere rechters dan die van die rechtsprekende formatie deelnemen en eventueel zelfs personen van buiten de betrokken rechterlijke instantie voor wie de partijen niet de mogelijkheid hebben om hun argumenten naar voren te brengen.
De garantie van toegang tot een onafhankelijk gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld houdt in dat alleen de rechtsprekende formatie waaraan de zaak is toegewezen, de beslissing kan nemen om de procedure te beëindigen. De samenstelling van de rechtsprekende formaties moet onderworpen zijn aan regels die transparant zijn en de justitiabelen bekend zijn, en die iedere ongepaste inmenging van personen die geen deel uitmaken van de rechtsprekende formatie en voor wie de partijen hun argumenten niet naar voren hebben kunnen brengen, kunnen uitsluiten.
Een procedureel mechanisme ter vermijding of oplossing van conflicten in de rechtspraak en dus ter waarborging van de rechtszekerheid, wat een wezenlijk onderdeel is van het beginsel van de rechtsstaat, op grond waarvan een rechter van een nationale rechterlijke instantie die niet in de bevoegde rechtsprekende formatie zetelt een zaak kan verwijzen naar een uitgebreide rechtsprekende formatie van die rechterlijke instantie, is wel toegelaten op voorwaarde dat: 1) nog niet over de zaak is beraadslaagd door de aanvankelijk aangewezen rechtsprekende formatie, 2) de omstandigheden waaronder een dergelijke verwijzing mogelijk is, duidelijk zijn vastgelegd in de toepasselijke wetgeving en 3) de verwijzing de betrokkenen niet de mogelijkheid ontneemt om deel te nemen aan de procedure voor de uitgebreide rechtsprekende formatie.
Meer informatie: Persbericht Curia ECER-dossier : Rechtsstaat in de EU