EU-Hof bevestigt recht op schadevergoeding voor onrechtmatige plaatsing op EU-sanctielijst
Nieuwsbericht | 31-05-2017
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 30 mei 2017 in de zaak C-45/15P, Safa Nicu Sepahan tegen de Raad
Safa Nicu Sepahan is een Iraanse naamloze vennootschap. De entiteit is in 2011 door de Raad op de Iran sanctielijst geplaatst. De Raad plaatste Safa Nicu op deze lijst omdat Safa Nicu apparatuur zou hebben geleverd voor een facaliteit in Iran die had moeten worden aangemeld bij het Internationaal Atoomagentschap. Uiteindelijk is Safa Nicu in 2014 weer van de lijst gehaald door de Raad.
Naar aanleiding van de oorspronkelijke listing in 2011 heeft Safa Nicu een beroep tot nietigverklaring van de listing en een verzoek tot schadevergoeding ingesteld bij het Gerecht ( zaak T-384/11, zie over deze zaak ook het ECER bericht: Schadevergoeding voor onterechte plaatsing op Iran-sanctielijst). Beide verzoeken zijn door het Gerecht toegewezen omdat de Raad geen bewijs kon overleggen die de plaasting van Safa Nicu op de sanctielijst kon rechtvaardigen. De Raad beschikte enkel over een van een lidstaat afkomstig voorstel tot plaatsing op de lijst en de in dat voorstel vervatte informatie die diende als motivering. Het Gerecht vernietigde het besluit van de Raad en veroordeelde de Raad tot vergoeding van de immateriele schade geschat op 50.000,- euro. Het verzoek om vergoeding van de materiele schade werd afgewezen door het Gerecht omdat Safa Nicu onvoldoende onderbouwde hoe de schade het gevolg was van de onrechtmatige plaatsing op de sanctielijst.
In hoger beroep voor het Hof vordert Safa Nicu een hogere immateriele schadevergoeding en vergoeding van de materiele schade. De Raad verzoekt het beroep van Safa Nicu ongegrond te verklaren en het arres van het Gerecht te vernietigen.
Het Hof gaat in deze zaak eerst in op de voorwaarden voor zgn. niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie. Het Hof constateert in navolging van het Gerecht dat de Raad niet beschikte over bewijs dat een listing van Safa Nicu kon rechtvaardigen. De plaatsing op de sanctielijst was enkel het gevolg van een voorstel tot plaatsing van een lidstaat. Uit vaste rechtspraak volgt dat in het geval van sancties de rechterlijke controle moet kunnen toezien op de rechtmatigheid van de gronden waar de sancties op zijn gebaseerd. Daarbij moet met name worden gekeken naar de aangevoerde feiten en bewijzen. Hieruit volgt dat er een verplichting rust op de Raad om in geval van betwisting van een plaatsing op een sanctielijst bewijzen of inlichtingen te verschaffen waarop de plaatsing op de lijst is gebaseerd. In de zaak van Safu Nicu is de Raad hier drie jaar lang niet in geslaagd. Dit levert volgens het Hof een voldoende gekwalificeerde schending op van een rechtsregel die ertoe strekt particulieren rechten toe te kennen. De aansprakelijkheid van de Raad voor de schade is daarmee gegeven.
Vervolgens gaat het Hof in op de hoogte van de toegekende schadevergoeding. Het Gerecht heeft de immateriele schadevergoeding van 50.000,- Euro toegekend op basis van de omstandigheden van het geval. Daarbij nam het Gerecht in aanmerking dat de Raad een bijzonder ernstige stelling heeft ingenomen tegen Safa Nicu maar deze niet heeft onderbouwd. Het Gerecht heeft in deze omstandigheden geoordeeld dat een vernietiging van het besluit tot plaatsing op de sanctielijst niet volstond om de immateriale schade te vergoeden. Het Hof is van oordeel dat dit geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en het Gerecht een schadevergoeding van 50.000 kon toekennen.
Voor wat betreft de vordering van Safa Nicu dat het Gerecht ook de materiele schade had moeten toekennen bevestigt het Hof het oordeel van het Gerecht. Van de schade die Safa Nicu aanvoert kan niet worden vastgesteld dat deze rechtstreeks voortvloeit uit de onrechtmatige plaatsing op de sanctielijst. Het Hof stelt vast dat Safu Nicu er niet in slaagt daarvan overtuigende bewijzen te overleggen.
Het Hof wijst het hoger beroep van zowel de Raad als Safa Nicu af en bevestigt het arrest van het Gerecht volledig.