EU-Hof bevestigt rechtmatigheid van de achtergestelde lening die Oostenrijk in het kader van Covid-19 aan Austrian Airlines heeft verstrekt

Contentverzamelaar

EU-Hof bevestigt rechtmatigheid van de achtergestelde lening die Oostenrijk in het kader van Covid-19 aan Austrian Airlines heeft verstrekt

Het EU-Hof verduidelijkt onder meer dat een lidstaat om objectieve redenen steunmaatregelen tot herstel van schade veroorzaakt door een buitengewone gebeurtenis aan één enkele onderneming kan voorbehouden. Met deze uitspraak verwerpt het EU-Hof definitief het beroep van Ryanair en Laudamotion tegen de goedkeuring van de eerdere steunmaatregel door de Europese Commissie.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 29 juli 2024 in zaak C-591/21 P (Ryanair en Laudamotion/Commissie).

Achtergrond
Op 23 juni 2020 heeft Oostenrijk bij de Europese Commissie een steunmaatregel aangemeld in de vorm van een achtergestelde lening (converteerbaar in een subsidie) van 150 miljoen euro ten gunste van Austrian Airlines (AUA), die deel uitmaakt van het Lufthansa-concern (Brussels Airlines, Swiss International Air Lines en Edelweiss Air maken eveneens deel uit van dit concern). Deze maatregel was bedoeld om AUA te vergoeden voor de schade die zij had geleden door de annulering of herschikking van haar vluchten als gevolg van de COVID-19-pandemie.

Bij beschikking van 6 juli 2020 (beschikking C(2020) 4684 def van de Commissie van 6 juli 2020 betreffende staatssteun (SA.57539)) heeft de Commissie deze steun goedgekeurd (als steun tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen).
Ryanair en Laudamotion hebben dit besluit aangevochten bij het EU-Gerecht, zonder succes. Bij arrest van 14 juli 2021 (zie zaak T-677/20) heeft het Gerecht hun beroep verworpen. Het Gerecht heeft onder meer geoordeeld dat de litigieuze steun, in mindering gebracht op de subsidies die Duitsland in dezelfde context aan de Lufthansa groep heeft toegekend, geen overcompensatie ten gunste van deze groep vormt.

Ryanair en Laudamotion hebben vervolgens bij het EU-Hof hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht.

EU-Hof
In het arrest van 29 juli 2024 verwerpt het EU-Hof deze hogere voorziening en bevestigt het dus de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van de litigieuze steun.

Het EU-Hof verduidelijkt onder meer dat een lidstaat om objectieve redenen steunmaatregelen tot herstel van schade veroorzaakt door een buitengewone gebeurtenis aan één enkele onderneming kan voorbehouden.

Ryanair en Laudamotion kunnen volgens het EU-Hof in het stadium van de hogere voorziening niet opkomen tegen de beweringen van het EU-Gerecht dat het marktaandeel van AUA "aanzienlijk groter was dan dat van de tweede luchtvaartmaatschappij" en dat AUA "proportioneel en wegens de omvang van haar activiteiten in Oostenrijk, aanzienlijk zwaarder (werd) getroffen door (de) beperkingen (die zijn opgelegd in het kader van de COVID-19-pandemie) dan Ryanair".

Het evenredigheidsbeginsel vereist volgens het EU-Hof evenmin dat de steun wordt verdeeld over alle slachtoffers van de betrokken buitengewone gebeurtenis, in verhouding tot de schade die zij hebben geleden.

Bovendien hebben Ryanair en Laudamotion niet aangetoond dat de betrokken steun een belemmering van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten vormde omdat deze alleen aan AUA ten goede kwam. Zij hebben niet aangetoond dat die steun mededingingsbeperkende gevolgen had die verder gingen dan die welke inherent zijn aan staatssteun. De keuze van AUA als enige begunstigde van de litigieuze steun is inherent aan het selectieve karakter ervan.

Meer informatie:
Persbericht Curia
ECER-dossier: Staatssteun