EU-Hof: concessierichtlijn kan van toepassing zijn op dienstenconcessies die zijn gegund voor inwerkingtreding van de richtlijn en die worden verlengd

Contentverzamelaar

EU-Hof: concessierichtlijn kan van toepassing zijn op dienstenconcessies die zijn gegund voor inwerkingtreding van de richtlijn en die worden verlengd

Concessierichtlijn 2014/23/EU is van toepassing op dienstenconcessies (in dit geval voor exploitatie van het bingospel) in de zin van die richtlijn, die zijn gegund vóór de inwerkingtreding van die richtlijn en die zijn verlengd bij wettelijke bepalingen die voor de betrokken concessiehouders in ruil daarvoor de verplichting hebben ingevoerd om een maandelijkse vergoeding te betalen (die naderhand is verhoogd), een verbod om hun bedrijfsruimten te verplaatsen handhaaft, en de verplichting behoudt om deze verlengingen te aanvaarden als voorwaarde om in de toekomst te mogen deelnemen aan procedures voor de hernieuwde gunning van die concessies. Dit voor zover het gaat om de wettelijke bepalingen die zelf in werking zijn getreden na de uiterste datum waarop die richtlijn moest worden omgezet. Artikelen 49 en 56 EU-Werkingsverdrag zijn in die situatie niet van toepassing. Dat is het antwoord van het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Italiaanse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 20 maart 2025 in de gevoegde zaken C‑728/22 tot en met C‑730/22 (Anib en Play Game).

Het EU-Hof bepaalt verder dat artikel 43 van richtlijn 2014/23 (over wijziging van overeenkomsten  gedurende de looptijd) zich ertegen verzet dat de nationale wetgever eenzijdig, via wettelijke bepalingen die na de uiterste datum voor omzetting van deze richtlijn in werking zijn getreden, de looptijd van een dienstenconcessie kan verlengen en in ruil daarvoor 1) het bedrag van een forfaitair bepaalde vergoeding verhoogt die door alle betrokken concessiehouders verschuldigd is, ongeacht hun omzet, 2) een verbod op de verplaatsing van de bedrijfsruimten handhaaft, en 3) een verplichting voor die concessiehouders behoudt om deze verlengingen te aanvaarden als voorwaarde om in de toekomst te mogen deelnemen aan procedures voor de hernieuwde gunning van die concessies. Dit voor zover die wijzigingen, samen beschouwd, niet voldoen aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 43, leden 1 en 2, van die richtlijn.

Artikel 5 en 43 van richtlijn 2014/23 verzetten zich volgens het EU-Hof niet tegen een uitleg of een toepassing van de nationale wettelijke bepalingen, of tegen toepassingspraktijken gebaseerd op die bepalingen, op grond waarvan de aanbestedende instantie niet bevoegd is om, op verzoek van een concessiehouder, een bestuursrechtelijke procedure in te leiden die gericht is op de wijziging van de exploitatievoorwaarden van de betrokken concessie wanneer zich niet aan de partijen toe te rekenen, onvoorziene en onvoorzienbare omstandigheden voordoen die een wezenlijke invloed hebben op het operationele risico, zolang die omstandigheden aanhouden en zolang als nodig is om, in voorkomend geval, de oorspronkelijke exploitatievoorwaarden van die concessie te herstellen.

Meer informatie:
ECER-dossier : Aanbestedingen