EU-Hof: de richtlijn luchtkwaliteit verleent particulieren geen rechten die zij kunnen inroepen om schadevergoeding te eisen van lidstaten

Contentverzamelaar

EU-Hof: de richtlijn luchtkwaliteit verleent particulieren geen rechten die zij kunnen inroepen om schadevergoeding te eisen van lidstaten

De richtlijn luchtkwaliteit kent geen individuele rechten toe aan particulieren waarvan de schending kan leiden tot aansprakelijkheid van een lidstaat voor aan particulieren toegebrachte (gezondheids)schade. Het is niet uitgesloten dat de aansprakelijkheid van de staat wel op grond van het nationale recht kan ontstaan. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Franse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 22 december 2022 in de zaak C-61/21, Ministre de la Transition écologique en Premier ministre.

Achtergrond

In de agglomeratie Parijs (Frankrijk) worden de grenswaarden voor de luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in Richtlijn 2008/50, overschreden. Zo heeft het EU-Hof in 2019 vastgesteld dat de grenswaarden voor stikstofdioxide zijn overschreden sinds zij in 2010 moesten worden bereikt (C-636/18). In 2022 heeft het EU-Hof geoordeeld dat de grenswaarden voor zwevende deeltjes in de lucht (PM10) van 2005 tot en met 2019 niet zijn nageleefd (C-286/21).

JP, die in de agglomeratie Parijs woont, heeft de prefect van het departement Val’d’Oise – een deelgebied van de agglomeratie Parijs – verzocht om maatregelen te nemen om de grenswaarden van richtlijn 2008/50 na te leven. Bovendien vorderde hij vergoeding van de verschillende door hem aan luchtverontreiniging toegeschreven schadeposten.

Ter onderbouwing van zijn schadevordering stelt JP met name dat zijn gezondheid is geschaad door de verslechtering van de lucht in de agglomeratie Parijs. Deze verslechtering is volgens hem te wijten aan het feit dat de Franse autoriteiten hun uit richtlijn 2008/50 voortvloeiende verplichtingen niet zijn nagekomen. JP beroept zich dan ook op staatsaansprakelijkheid om vergoeding te krijgen van de door hem gestelde gezondheidsschade.

Het geschil is uiteindelijk terechtgekomen bij de verwijzende rechter. Deze rechter heeft uiteengezet dat de draagwijdte van artikel 13, lid 1 (grenswaarden) en artikel 23, lid 1 van richtlijn 2008/50 (luchtkwaliteitsplannen) door het EU-Hof moet worden verduidelijkt voordat hij een beslissing kan nemen over de schadevordering. Het gaat onder meer om de vraag of aan particulieren een recht op vergoeding van gezondheidsschade moet worden toegekend wanneer er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending van de uit die bepalingen voortvloeiende verplichtingen door een EU-lidstaat.

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt om te beginnen over de eerste voorwaarde voor aansprakelijkheid van een staat voor schade die aan particulieren wordt berokkend door schendingen van het EU-recht waarvoor hij verantwoordelijk is. Die voorwaarde houdt in dat de geschonden regel van EU-recht ertoe strekt rechten toe te kennen aan particulieren.

In de onderhavige zaak legt richtlijn 2008/50 de lidstaten de verplichting op ervoor te zorgen dat de niveaus van onder meer stikstofdioxide en zwevende deeltjes in de lucht vanaf bepaalde data niet meer bedragen dan de in het EU-recht vastgestelde grenswaarden (artikel 13, lid 1, richtlijn 2008/50) en, wanneer die grenswaarden toch worden overschreden, de verplichting om te voorzien in passende maatregelen om die overschrijding te verhelpen, met name in het kader van luchtkwaliteitsplannen (artikel 23, lid 1, richtlijn 2008/50). De artikelen 13, lid 1 en 23, lid 1 van richtlijn 2008/50 leggen volgens het EU-Hof vrij duidelijke en nauwkeurige verplichtingen op aan de lidstaten. Volgens het EU-Hof streven deze verplichtingen een algemene doelstelling na, namelijk de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu in zijn geheel.

Het EU-Hof stelt vast dat artikel 13, lid 1 en artikel 23, lid 1 van richtlijn 2008/50 (en haar voorgangers) niet uitdrukkelijk rechten toekennen aan particulieren. Op grond van de in die bepalingen neergelegde verplichtingen, en mede gelet op de algemene doelstelling, kan volgens het EU-Hof niet worden gesteld dat aan particulieren of categorieën particulieren impliciet individuele rechten zijn toegekend waarvan de schending kan leiden tot aansprakelijkheid van een lidstaat voor aan particulieren toegebrachte schade.

Particulieren die rechtstreeks worden getroffen door de overschrijding van grenswaarden, moeten kunnen bewerkstelligen dat de nationale autoriteiten een luchtkwaliteitsplan opstellen, zo nodig door beroep in te stellen bij de bevoegde rechterlijke instanties. Deze door het EU-Hof erkende bevoegdheid impliceert evenwel niet dat de verplichtingen uit de artikelen 13, lid 1 en 23, lid 1 van richtlijn 2008/50 ertoe trekken de betrokkenen individuele rechten te verlenen.

Vervolgens oordeelt het EU-Hof dat niet is uitgesloten dat de aansprakelijkheid van de staat op grond van het nationale recht onder minder beperkende voorwaarden kan ontstaan. Volgens het EU-Hof kunnen de rechterlijke instanties ook dwangsommen opleggen om ervoor te zorgen dat de betrokken lidstaat de verplichtingen nakomt die voortvloeien uit de artikelen 13, lid 1 en 23, lid 1 van richtlijn 2008/50.

Meer informatie: