EU-Hof: een diplomatieke kaart is een verblijfstitel in de zin van de Dublin III-verordening

Contentverzamelaar

EU-Hof: een diplomatieke kaart is een verblijfstitel in de zin van de Dublin III-verordening

Diplomatieke kaarten die op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961) door een EU-lidstaat zijn afgegeven aan derdelanders die personeelslid zijn van een diplomatieke vertegenwoordiging in die lidstaat, zijn ‘verblijfstitels’ in de zin van de Dublin III-verordening. De betrokken lidstaat is verantwoordelijk voor de behandeling van de verzoeken om internationale bescherming die door de houders van die diplomatieke kaarten worden ingediend. Dat is het antwoord van het EU-Hof op een vraag van de Nederlandse Raad van State.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 21 september 2023 in de zaak C-568/21, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Achtergrond

In de Dublin III-verordening zijn de criteria vastgesteld om te bepalen welke EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek of een verzoek om subsidiaire bescherming (hierna tezamen: verzoeken om internationale bescherming). Artikel 12, lid 1, van de Dublin III-verordening bepaalt dat indien de verzoeker houder is van een geldige ‘verblijfstitel’, de lidstaat die deze titel heeft afgegeven verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. In artikel 2, onder l), van de Dublin III-verordening is verduidelijkt wat onder een verblijfstitel wordt verstaan. Het gaat om een door de autoriteiten van een lidstaat afgegeven machtiging waarbij het een derdelander of een staatloze wordt toegestaan op het grondgebied van die lidstaat te verblijven.

In deze zaak vraagt de Nederlandse verwijzende rechter (de Raad van State) aan het EU-Hof of diplomatieke identiteitskaarten, die op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961) zijn afgegeven aan derdelanders die personeelslid zijn van een diplomatieke vertegenwoordiging in die lidstaat, verblijfstitels zijn in de zin van artikel 2, onder l), van de Dublin III-verordening.

EU-Hof

Het EU-Hof beantwoordt de vraag van de verwijzende rechter bevestigend. Daarbij benadrukt het EU-Hof dat het begrip ‘verblijfstitel’ in de zin van artikel 2, onder l), van de Dublin III-verordening ruim moet worden opgevat, de betreffende bepaling niet vermeldt of het om een constitutief of declaratoir verblijfsrecht gaat en diplomatieke kaarten niet uitdrukkelijk uitsluit.

Verder volgt volgens het EU-Hof uit het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer dat een lidstaat door de verstrekking van een diplomatieke kaart blijk geeft van zijn aanvaarding van het verblijf van betrokkenen op zijn grondgebied. Daarmee speelt deze verstrekking volgens het EU-Hof een rol in de aanwezigheid van de betrokkenen in de lidstaat.

Een andere uitleg zou volgens het EU-Hof afbreuk doen aan het oogmerk van de Dublin III-verordening. Derdelanders die de in het Verdrag van Wenen vastgestelde voorrechten en immuniteiten genieten zouden dan immer kunnen kiezen in welke lidstaat zij om internationale bescherming verzoeken.

Meer informatie: