EU-Hof: gegevens waaruit indirect de seksuele geaardheid van een persoon kan worden afgeleid vormen gevoelige gegevens in de zin van de AVG
Nieuwsbericht | 17-08-2022
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 1 augustus 2022 in de zaak C-184/20, OT tegen Vyriausioji tarnybinės etikos komisija.
Achtergrond
Het gaat in deze zaak om een geschil tussen OT, de directeur van een instelling naar Litouws recht die overheidsmiddelen ontvangt, en de Litouwse hoofdcommissie ethiek (hierna: de hoofdcommissie), die zich in het bijzonder bezighoudt met het verzamelen en controleren van opgaven van particuliere belangen. De gegevens uit de opgaven van particuliere belangen worden (deels) via de website van de hoofdcommissie openbaar gemaakt.
De hoofdcommissie heeft bij besluit vastgesteld dat OT de Litouwse wet betreffende belangenverzoening heeft geschonden, omdat hij geen opgave van particuliere belangen heeft ingediend. De wet betreffende belangenverzoening heeft tot doel om de particuliere belangen van in overheidsdienst werkzame personen en de maatschappelijke belangen met elkaar te verzoenen, de voorrang van het openbaar belang bij de besluitvorming te waarborgen, de onpartijdigheid van de vastgestelde besluiten te garanderen en het ontstaan en de verspreiding van corruptie in de openbare sector te voorkomen.
OT en de hoofdcommissie verschillen van mening over de vraag of OT behoort tot de personen voor wie de verplichting tot opgave van particuliere belangen geldt. OT voert eveneens aan dat, zelfs indien hij verplicht zou zijn een opgave over zijn particuliere belangen in te dienen, de openbaarmaking ervan een aantasting zou betekenen van zowel zijn recht op eerbiediging van zijn privéleven als dat van de andere personen (echtgenoot, partner, naaste verwanten) die hij in zijn opgave zou moeten vermelden.
Het geschil tussen OT en de hoofdcommissie is uiteindelijk terechtgekomen bij een Litouwse rechtbank. Die rechter is van mening dat de persoonsgegevens in een opgave van privébelangen informatie over het privéleven van de aangever, zijn echtgenoot en zijn verwanten kunnen onthullen, zodat de openbaarmaking ervan het recht van de betrokkenen op eerbiediging van hun privéleven kan schenden. In die context heeft de rechter vragen gesteld aan het EU-Hof.
EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat het EU-recht zich verzet tegen de openbaarmaking op het internet van een opgave van particuliere belangen die is ingediend door een hoofd van een instelling die overheidsmiddelen ontvangt, voor zover die openbaarmaking betrekking heeft op naamsgebonden gegevens betreffende andere personen (echtgenoot, samenwonende partner, verwanten), of betrekking heeft op elke transactie van de aangever die een bepaalde waarde overschrijdt.
Het EU-Hof brengt in herinnering dat beperkingen op de in het EU-Handvest neergelegde grondrechten kunnen worden toegestaan, mits zij evenredig zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan een door de wet nagestreefde doelstelling van algemeen belang. In deze zaak staan het recht op eerbiediging van het privéleven (artikel 7 EU-Handvest) en het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 EU-Handvest) centraal. Volgens het EU-Hof heeft de wet inzake belangenverzoening tot doel om de eerlijkheid en onpartijdigheid van besluitvormers in de openbare sector te versterken, belangenconflicten te voorkomen en corruptie in de openbare sector te bestrijden. Dergelijke doelstellingen vormen volgens het EU-Hof (legitieme) doelstellingen van algemeen belang.
Het openbaar maken van de naamsgebonden gegevens van de echtgenoot, de (samenwonende) partner of naaste verwanten van een hoofd van een instelling die overheidsmiddelen ontvangt of het systematisch online publiceren van de lijst van transacties van de aangever voor een bedrag van meer dan 3000 euro, gaat volgens het EU-Hof echter verder dan strikt noodzakelijk is. Het EU-Hof oordeelt dat de hiervoor genoemde doelstellingen van algemeen belang even adequaat en doeltreffend kunnen worden bereikt met andere, minder beperkende maatregelen (bijvoorbeeld door geen specifieke namen te noemen).
Vervolgens oordeelt het EU-Hof dat de ernst van de inmenging op de grondrechten van betrokkene(n) moet worden afgewogen tegen het belang van de doelstellingen om belangenconflicten te voorkomen en corruptie in de openbare sector te bestrijden. Het EU-Hof oordeelt dat de openbaarmaking van de opgave van particuliere belangen informatie over bepaalde gevoelige aspecten van het privéleven van de betrokkene kan onthullen en dat de publicatie op het internet van het merendeel van de persoonsgegevens niet voldoet aan de vereisten van een juist evenwicht, met name wanneer het gaat om gegevens die indirect de seksuele geaardheid van de betrokkene kunnen onthullen.
Het EU-Hof oordeelt dat de bekendmaking van persoonsgegevens die indirect gevoelige informatie over een persoon aan het licht kunnen brengen, zoals informatie over zijn seksuele geaardheid, een verwerking van ‘bijzondere categorieën van persoonsgegevens’ in de zin van artikel 8, lid 1 van richtlijn 95/46 en artikel 9, lid 1 van de AVG vormt. Dergelijke (persoons)gegevens worden ook wel ‘gevoelige gegevens’ genoemd. De verwerking van die gegevens is in beginsel verboden.
Meer informatie: