EU-Hof: honoraire vrederechter mag niet worden uitgesloten van elke vorm van sociale bescherming of sociale zekerheid

Contentverzamelaar

EU-Hof: honoraire vrederechter mag niet worden uitgesloten van elke vorm van sociale bescherming of sociale zekerheid

Lidstaten mogen voorwaarden stellen voor de toegang tot de rechterlijke macht en de tewerkstelling van zowel gewone rechters als honoraire vrederechters. In bepaalde omstandigheden is het toegestaan om aan vrederechters niet integraal de rechten toe te kennen die aan gewone rechters toekomen. Het is echter niet toegestaan om vrederechters uit te sluiten van enig sociaal of socialezekerheidsstelsel dat van toepassing is op gewone rechters die zich in een vergelijkbare situatie bevinden. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Italiaanse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 7 april 2022 in de zaak C-236/20, PG.

Achtergrond

PG heeft tussen juli 2002 en mei 2016 ononderbroken de functie van vrederechter (Giudice di pace) uitgeoefend. Een vrederechter is in Italië bevoegd in burgerlijke zaken en strafzaken en voor bemiddeling in burgerlijke zaken. Het ambt van vrederechter wordt bekleed door een ‘honorair’ rechter die tot de rechterlijke macht behoort.

PG heeft bij de Italiaanse rechter verzocht om een vaststelling dat zij recht heeft op de juridische status van voltijds of deeltijds werknemer in openbare dienst behorende tot de rechterlijke macht. Zij voert daarbij aan dat vrederechters en gewone rechters dezelfde taken verrichten. PG vordert tevens te worden hersteld in haar economische en sociale rechten alsmede in haar rechten op het gebied van de sociale zekerheid.

De Italiaanse rechter heeft het EU-Hof een aantal vragen gesteld. Met die vragen verzoekt de rechter het EU-Hof om uitleg van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon (artikel 7 van richtlijn 2003/88) en het non-discriminatiebeginsel bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (clausule 4 van de in de bijlage bij richtlijn 1999/70 opgenomen raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd) of deeltijdarbeid (clausule 4 van de in de bijlage bij richtlijn 97/81 opgenomen raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid).

De rechter wil weten of bovengenoemde bepalingen zich verzetten tegen een nationale regeling die voor een vrederechter niet voorziet in het recht op een jaarlijkse vakantie met behoud van loon of in een stelsel van sociale rechten en sociale zekerheid dat wordt bepaald door de arbeidsverhouding, zoals het stelsel dat is vastgesteld voor gewone rechters.

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt dat de bewoordingen van clausule 4 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en clausule 4 van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid in wezen identiek zijn en dat overwegingen met betrekking tot één van deze bepalingen ook gelden voor de andere.

Het EU-Hof oordeelt dat het aan de nationale rechter staat om na te gaan of een bepaald stelsel van sociale rechten en sociale zekerheid onder het begrip ‘arbeidsvoorwaarden’ in de zin van clausule 4 van de raamovereenkomst(en) valt. Vervolgens moet de nationale rechter onderzoeken of de rechterlijke activiteit van een vrederechter (zoals PG) vergelijkbaar was met die van een gewone rechter. Indien de vrederechter en gewone rechter zich in een vergelijkbare situatie bevinden, moet de nationale rechter onderzoeken of er een objectieve reden bestaat die een verschil in behandeling rechtvaardigt.

Het EU-Hof oordeelt dat lidstaten voorwaarden mogen stellen voor de toegang tot de rechterlijke macht en de tewerkstelling van gewone rechters en vrederechters. Het is toegestaan dat aan vrederechters niet integraal de rechten worden toegekend die aan gewone rechters toekomen, wanneer bijvoorbeeld een procedure, die speciaal voor gewone rechters is opgezet met het oog op de toegang tot de rechterlijke macht, niet geldt voor vrederechters.

Het verschil tussen de voorwaarden voor de toegang tot de rechterlijke macht die gelden voor gewone rechters en vrederechters kan volgens het EU-Hof echter niet rechtvaardigen dat vrederechters geen jaarlijkse vakantie met behoud van loon genieten en dat zij worden uitgesloten van enig sociaal of socialezekerheidsstelsel dat van toepassing is voor gewone rechters die zich in een vergelijkbare situatie bevinden.

Meer informatie:

  • ECER-dossier – Arbeidsrecht
  • ECER-bericht – EU-Hof: Honoraire vrederechters kunnen recht hebben op jaarlijkse vakantie met doorbetaling van loon (22 juli 2020)