EU-Hof: nationale rechter moet in het kader van terugkeerprocedure ambtshalve toetsen of non-refoulementbeginsel in acht wordt genomen

Contentverzamelaar

EU-Hof: nationale rechter moet in het kader van terugkeerprocedure ambtshalve toetsen of non-refoulementbeginsel in acht wordt genomen

De nationale rechter is verplicht om ambtshalve erop toe te zien dat het beginsel van non-refoulement in acht wordt genomen wanneer gegevens uit het dossier die hun ter kennis zijn gebracht doen vermoeden dat afbreuk aan dat beginsel zou kunnen worden gedaan. Deze verplichting geldt op dezelfde wijze in het kader van een procedure inzake internationale bescherming als in het kader van een procedure die is ingeleid met een aanvraag voor een verblijfsvergunning naar nationaal recht. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van een Nederlandse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 17 oktober 2024 in de zaak C-156/23, Ararat

Achtergrond

Deze zaak heeft betrekking op de uitlegging van de artikelen 5 en 13 van de EU-Terugkeerrichtlijn, waarin respectievelijk de eerbiediging van het beginsel van non-refoulement en effectieve rechterlijke bescherming aan illegaal verblijvende onderdanen van derde landen wordt gewaarborgd. Het gaat in deze zaak om een geding tussen enerzijds K, L. M en N, Armeense staatsburgers, en anderzijds de Nederlandse Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: staatssecretaris) over de rechtmatigheid van een handeling waarbij de Staatssecretaris hun aanvraag voor een in het Nederlandse recht geregelde verblijfsvergunning heeft afgewezen en waarin hij heeft verwezen naar een eerder, definitief geworden terugkeerbesluit met het oog op de hervatting van de terugkeerprocedure.

De Nederlandse verwijzende rechter, bij wie het geding aanhangig is, heeft prejudiciële vragen aan het EU-Hof gesteld. Ten eerste wenst de verwijzende rechter van het EU-Hof te vernemen of een bevoegde nationale autoriteit die vaststelt dat het verblijf van een derdelander ten aanzien van wie een eerder, definitief geworden terugkeerbesluit is vastgesteld, onrechtmatig is, verplicht is om, voordat de terugkeerprocedure wordt hervat, een geactualiseerde beoordeling te verrichten van de risico’s die deze derdelander loopt in geval van terugkeer naar het beoogde land van bestemming. Ten tweede wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of de rechterlijke autoriteit in het kader van de haar voorgelegde rechtmatigheidstoetsing en op basis van de gegevens waarover zij beschikt, ambtshalve moet nagaan of het beginsel van non-refoulement is geschonden wanneer de bevoegde nationale autoriteit geen dergelijke beoordeling heeft verricht.

EU-Hof

Geactualiseerde beoordeling door bevoegde autoriteit

Het EU-Hof oordeelt dat het EU-recht de nationale autoriteit verplicht om vóór de uitvoering van het terugkeerbesluit een geactualiseerde beoordeling te maken van de risico’s die de derdelander loopt om te worden blootgesteld aan behandelingen die door de artikelen 4 en 19, lid 2, van het EU-Handvest absoluut verboden worden. Een dergelijke beoordeling, die onderscheiden en autonoom moet zijn ten opzichte van die welke ten tijde van de vaststelling van dat terugkeerbesluit is verricht, moet de nationale autoriteit in staat stellen om zich, rekening houdend met elke wijziging van de omstandigheden en met alle nieuwe elementen die deze derdelander in voorkomend geval aanvoert, ervan te vergewissen dat er geen zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat die derdelander bij terugkeer naar een derde land een reëel risico loopt in dat derde land te worden onderworpen aan de doodstraf, folteringen of onmenselijke of vernederende behandelingen. Die geactualiseerde beoordeling is volgens het EU-Hof de enige beoordeling die deze autoriteit in staat stelt ervoor te zorgen dat de verwijdering voldoet aan de wettelijke voorwaarden, en in het bijzonder aan de vereisten van artikel 5 van de EU-Terugkeerrichtlijn

Indien de bevoegde nationale autoriteit na afloop van voornoemde beoordeling tot de conclusie komt dat de verwijdering van de betrokken derdelander hem blootstelt aan een ernstig risico dat hij aan de doodstraf, aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen, dan moet deze autoriteit die verwijdering uitstellen zolang dat risico voortduurt. Een nationale regel of praktijk op grond waarvan de eerbiediging van het beginsel van non-refoulement slechts kan worden onderzocht in het kader van een procedure inzake internationale bescherming (en niet in het kader van een procedure die is ingeleid met een aanvraag voor een verblijfsvergunning naar nationaal recht), is in strijd is met het EU-recht. 

Ambtshalve toetsing door nationale rechter

Het EU-Hof oordeelt dat het aan de bevoegde nationale rechterlijke instanties is om, in voorkomend geval ambtshalve, erop toe te zien dat het beginsel van non-refoulement in acht wordt genomen wanneer gegevens uit het dossier die hun ter kennis zijn gebracht doen vermoeden dat afbreuk aan dat beginsel zou kunnen worden gedaan. Deze verplichting van de nationale rechter geldt op dezelfde wijze in het kader van een procedure inzake internationale bescherming als in het kader van een procedure die is ingeleid met een aanvraag voor een verblijfsvergunning naar nationaal recht. 

Meer informatie