EU-Hof oordeelt over de werkingssfeer van de EU-verordening inzake rij- en rusttijden in het wegvervoer

Contentverzamelaar

EU-Hof oordeelt over de werkingssfeer van de EU-verordening inzake rij- en rusttijden in het wegvervoer

Wanneer de toegestane maximummassa van een voertuig meer dan 7,5 ton bedraagt, valt niet-commercieel wegvervoer van goederen binnen de werkingssfeer van de EU-verordening inzake rij- en rusttijden in het wegvervoer. Dat geldt ook voor een voertuig dat is toegerust om behalve als tijdelijke leefruimte voor privégebruik tevens te dienen als goederenlaadruimte voor niet-commerciële doeleinden. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Zweedse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 2 maart 2023 in de zaak C-666/21, Åklagarmyndigheten.

Achtergrond

Op 4 april 2019 is bij een politiecontrole vastgesteld dat AI onderweg was met een in Zweden geregistreerd voertuig dat was uitgerust met een niet binnen de gestelde termijn geïnspecteerde tachograaf. AI vervoerde in de laadruimte van dit voertuig twee sneeuwscooters en verklaarde dat hij op weg was naar een sneeuwscooterwedstrijd.

Bij vonnis van 7 september 2020 heeft een Zweedse rechter AI veroordeeld wegens een snelheidsovertreding, maar hem vrijgesproken van de beschuldiging dat hij in strijd met het Zweedse recht de tachograaf in zijn voertuig niet heeft laten inspecteren. Aangezien dit voertuig slechts zes zitplaatsen voor passagiers had, heeft deze rechter geoordeeld dat het voertuig op grond van artikel 2, lid 1, onder b), van EU-verordening 561/2006 (hierna: de verordening) niet binnen de werkingssfeer van deze verordening viel.

Zowel AI als het Zweedse openbaar ministerie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij de rechter in tweede aanleg (hierna: de verwijzende rechter). Volgens het openbaar ministerie valt het betrokken voertuig wegens het gewicht ervan en doordat er sneeuwscooters mee werden vervoerd, onder de verordening en geldt dus de verplichting om een tachograaf te gebruiken. AI voert aan dat dit juist niet het geval is, aangezien dit voertuig niet voor wegvervoer van goederen voor commerciële doeleinden wordt gebruikt. Hij betoogt dat, ook al beschikt dit voertuig over een laadruimte waarin hij soms zijn sneeuwscooters vervoert, hetzelfde voertuig ook een leefruimte bevat die hij en zijn familie gebruiken als zij op reis zijn om de sneeuwscootersport te beoefenen, zodat het voertuig hoofdzakelijk als tijdelijke leefruimte voor privégebruik dient.

In deze context heeft de verwijzende rechter prejudiciële vragen aan het EU-Hof gesteld over de werkingssfeer van de verordening.

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt dat uit de bewoordingen van artikel 2, lid 1, onder a en artikel 4, onder a), van de verordening blijkt dat de verordening van toepassing is op het ‘wegvervoer’ van goederen waarbij de toegestane maximummassa van de voertuigen meer dan 3,5 ton bedraagt. Het begrip ‘wegvervoer’ wordt in artikel 4, onder a), van de verordening gedefinieerd als ‘iedere verplaatsing die geheel of gedeeltelijk over voor openbaar gebruik toegankelijke wegen plaatsvindt, in lege of beladen toestand, door een voertuig, bestemd voor het vervoer van personen of goederen’.

Aangezien het begrip ‘wegvervoer’ volgens de bewoordingen van artikel 2, lid 1, onder a), van de verordening, gelezen in samenhang met artikel 4, onder a), van de verordening, wordt gedefinieerd aan de hand van ’iedere verplaatsing’, kan het niet-commerciële wegvervoer van goederen volgens het EU-Hof niet van de werkingssfeer van de verordening worden uitgesloten. Het EU-Hof brengt wel in herinnering dat wegvervoer met voertuigen die worden gebruikt voor niet-commercieel goederenvervoer en waarvan de toegestane maximummassa niet meer dan 7,5 ton bedraagt, uitdrukkelijk is uitgesloten van de werkingssfeer van de verordening (artikel 3, onder h). Wanneer de toegestane maximummassa van het betrokken voertuig dus meer dan 7,5 ton bedraagt, valt niet-commercieel wegvervoer van goederen binnen de werkingssfeer van de verordening.

De omstandigheid dat een voertuig is toegerust om behalve als tijdelijke leefruimte voor privégebruik tevens te dienen als goederenlaadruimte voor niet-commerciële doeleinden, kan volgens het EU-Hof niet afdoen aan de in de vorige alinea bedoelde vaststelling. De werkingssfeer van de verordening wordt namelijk bepaald door de ‘toegestane maximummassa’’ van het betrokken voertuig, zonder dat daarbij de uitrusting relevant is. Ook het laadvermogen van het voertuig en de categorie waaronder het in het nationale wegenverkeersregister is ingeschreven, zijn niet relevant.

Meer informatie: