EU-Hof: persoonsgegevens mogen niet zonder beperking in de tijd of naar de aard van de gegevens worden verwerkt
Nieuwsbericht | 07-10-2024
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 4 oktober 2024 in de zaak C-446/21, Schrems.
Achtergrond
Het gaat in deze zaak om een geding tussen Maximilian Schrems, een gebruiker van het sociale netwerk Facebook, en Meta Platforms Ireland, met betrekking tot de gestelde onrechtmatige verwerking door deze onderneming van zijn persoonsgegevens. Het geding is uiteindelijk terechtgekomen bij de hoogste federale rechter in civiele en strafzaken van Oostenrijk (hierna: de verwijzende rechter).
De verwijzende rechter heeft prejudiciële vragen aan het EU-Hof voorgelegd. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de toepassing van het in artikel 5, lid 1, onder c), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) neergelegde beginsel van minimale gegevensbescherming en de uitlegging van het begrip ‘persoonsgegevens die kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt’ als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder e) van de AVG, gelezen in samenhang met het beginsel van doelbinding (artikel 5, lid 1, onder b), AVG).
In wezen vraagt de verwijzende rechter aan het EU-Hof of het beginsel van minimale gegevensverwerking toestaat dat persoonsgegevens worden verwerkt zonder beperking in de tijd of naar de aard van de gegevens, en of de opmerkingen van een persoon over zijn eigen seksuele geaardheid tijdens een voor het publiek toegankelijk rondetafelgesprek toestaan dat andere gegevens over zijn seksuele geaardheid worden verwerkt voor het aanbieden van gepersonaliseerde reclame.
EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat het beginsel van minimale gegevensverwerking zich ertegen verzet dat alle persoonsgegevens die door een verwerkingsverantwoordelijke, zoals de exploitant van een onlinesocialmediaplatform, van de betrokkene of van derden zijn verkregen en zowel op dat platform als daarbuiten zijn verzameld, worden samengevoegd, geanalyseerd en verwerkt met het oog op gerichte reclame, zonder enige beperking in de tijd en zonder onderscheid naar de aard van die gegevens.
Vervolgens brengt het EU-Hof in herinnering dat in artikel 9, lid 1, van de AVG het beginsel is neergelegd dat de verwerking van de daarin genoemde bijzondere categorieën van persoonsgegevens verboden is. Het gaat bijvoorbeeld om gegevens betreffende de seksuele geaardheid van personen. Het verbod is niet van toepassing wanneer de verwerking betrekking heeft of persoonsgegevens die ‘kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt’ (artikel 9, lid 2, onder e, AVG).
Het EU-Hof oordeelt dat artikel 9, lid 2, onder e, van de AVG aldus moet worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een persoon zich tijdens een voor het publiek toegankelijk rondetafelgesprek over zijn seksuele geaardheid heeft uitgesproken, de exploitant van een onlinesocialmediaplatform niet toestaat om andere gegevens over de seksuele geaardheid van die persoon te verwerken die in voorkomend geval buiten dat platform zijn verkregen uit apps en websites van derden, met het oog op de samenvoeging en analyse van die gegevens, teneinde hem gepersonaliseerde reclame aan te bieden.
Meer informatie: