EU-Hof: Unierecht wordt geschonden wanneer biometrische en genetische gegevens van personen die strafrechtelijk zijn veroordeeld, op algemene en ongedifferentieerde wijze worden bewaard totdat die personen overlijden

Contentverzamelaar

EU-Hof: Unierecht wordt geschonden wanneer biometrische en genetische gegevens van personen die strafrechtelijk zijn veroordeeld, op algemene en ongedifferentieerde wijze worden bewaard totdat die personen overlijden

Politiediensten mogen niet zonder enige beperking in de tijd tot het overlijden van de betrokkene de biometrische en genetische gegevens bewaren van eenieder die onherroepelijk is veroordeeld wegens een opzettelijk gepleegd strafbaar feit. Hoewel de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen een dergelijke algemene en ongedifferentieerde bewaring rechtvaardigen, moeten de nationale autoriteiten de verwerkingsverantwoordelijke de verplichting opleggen om periodiek na te gaan of het nog langer nodig is die gegevens te bewaren, en moeten zij de betrokkene het recht toekennen om die gegevens te doen wissen indien dat niet meer het geval is. Dat is de uitspraak van het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Bulgaarse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 30 januari 2024 in zaak C-118/22 (Direktor na Glavna direktsia „Natsionalna politsia“ pri MVR – Sofia).

Achtergrond
In Bulgarije is een persoon in het kader van een strafonderzoek wegens meineed geregistreerd in het politiebestand. Hij is uiteindelijk schuldig bevonden aan dat strafbaar feit en veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar. Nadat hij deze straf had ondergaan, is hij gerehabiliteerd. Vervolgens heeft hij verzocht om uit het politiebestand te worden geschrapt. Volgens het Bulgaarse recht blijven zijn gegevens in dat bestand bewaard en kunnen zij tot zijn overlijden worden verwerkt door de autoriteiten, die er zonder enige beperking in de tijd toegang toe hebben. Zijn verzoek is afgewezen omdat een definitieve veroordeling niet behoort tot de redenen voor schrapping uit het politiebestand, ook niet nadat de betrokkene is gerehabiliteerd. Hiertegen is beroep ingesteld bij de Bulgaarse hoogste bestuursrechter, die vervolgens het EU-Hof een prejudiciële vraag stelt over de uitleg van  richtlijn (EU) 2016/680 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens .

EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt in het arrest dat het Unierecht wordt geschonden wanneer biometrische en genetische gegevens van personen die onherroepelijk zijn veroordeeld wegens een opzettelijk gepleegd strafbaar feit, op algemene en ongedifferentieerde wijze worden bewaard totdat die personen overlijden.

Het EU-Hof merkt op dat de persoonsgegevens die in Bulgarije worden bewaard in het politiebestand, onder meer bestaan uit de vingerafdrukken en een foto van de betrokkene alsook een staal voor DNA-profilering. Tevens bevat dit bestand gegevens over de strafbare feiten die de betrokkene heeft gepleegd en over de veroordelingen die daarvoor tegen hem zijn uitgesproken. Deze gegevens kunnen onontbeerlijk zijn om na te gaan of hij ook betrokken is bij andere strafbare feiten dan het feit waarvoor hij onherroepelijk is veroordeeld. Het risico op betrokkenheid bij andere strafbare feiten is evenwel niet bij alle veroordeelde personen even groot, zodat het niet gerechtvaardigd is de gegevens van al die personen even lang te bewaren. Zo kunnen factoren als de aard en de ernst van het gepleegde strafbaar feit of de omstandigheid dat er geen sprake is van recidive, ervoor zorgen dat de betrokkene niet een zodanig risico oplevert dat zijn gegevens in het politiebestand moeten worden bewaard totdat hij overlijdt. Deze termijn is volgens het EU-Hof dus enkel passend in specifieke omstandigheden die deze naar behoren rechtvaardigen. Dat is echter niet het geval wanneer die op algemene en ongedifferentieerde wijze geldt voor al wie definitief is veroordeeld wegens een opzettelijk gepleegd strafbaar feit. Het Unierecht vereist volgens het EU-Hof dat de nationale regeling de verwerkingsverantwoordelijke de verplichting oplegt om na te gaan of het nog steeds noodzakelijk is de gegevens in kwestie te bewaren, en dat zij de betrokken persoon het recht verleent om die gegevens te doen wissen wanneer dat niet meer het geval is.

Meer informatie:
Persbericht Curia
ECER-dossier: Privacy
ECER-dossier: Strafrechtelijke samenwerking- Bescherming persoonsgegevens