EU-Hof verduidelijkt het begrip ‘buitensporig' uit de AVG
Nieuwsbericht | 17-01-2025
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 9 januari 2025 in de zaak C-416/23, Österreichische Datenschutzbehörde.
De betrokkene in deze zaak diende in twintig maanden zo’n 77 klachten in bij de autoriteit voor gegevensbescherming over een verwerkingsverantwoordelijke vennootschap. Ook belde hij de autoriteit nog regelmatig op om nadere informatie te geven en verdere klachten te formuleren. De autoriteit weigerde op grond van artikel 57, vierde lid, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) de klachten in behandeling te nemen, omdat deze buitensporig zouden zijn. De verwijzende rechter wil van het EU-Hof uitleg over het begrip 'buitensporig' zoals bedoeld in dit artikel, omdat het begrip niet nader is gedefinieerd in de AVG.
Het EU-Hof heeft, kort samengevat, geoordeeld dat geen sprake is van buitensporigheid als er over een bepaalde periode een flink aantal klachten wordt ingediend. Het hoge aantal klachten kan immers ook het gevolg zijn van het stilzitten van de autoriteit. Rechtszoekenden mogen het EU-recht echter niet misbruiken. Hiervan is sprake als klachten worden ingediend zonder dat dit objectief noodzakelijk is om de rechten, die een betrokkene aan de AVG kan ontlenen, te beschermen. Daarvan kan sprake zijn als klachten worden ingediend over entiteiten/verwerkingsverantwoordelijken waarmee de klager geen noodzakelijke band heeft en als de klager de werking van de autoriteit voor gegevensbescherming wil verlammen door haar te overspoelen met klachten.