EU-Hof verduidelijkt het toepassingsgebied van de Brussel I bis-verordening
Nieuwsbericht | 01-08-2024
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 29 juli 2024 in de zaak C-774/22, FTI Touristik.
Achtergrond
Het gaat in deze zaak om een schadevordering die is ingesteld door een in Duitsland woonachtige consument tegen een in diezelfde lidstaat gevestigde reisorganisator. De vordering heeft betrekking op een overeenkomst voor een pakketreis die de consument had gesloten voor een reis naar een buitenlandse bestemming. De consument heeft hierbij met enige tegenslag te kampen gehad, omdat de reisorganisator zijn wettelijke verplichtingen niet zou zijn nagekomen.
De Duitse verwijzende rechter, die over de schadevordering moet oordelen, vraagt aan het EU-Hof of de Brussel I bis-verordening van toepassing is in deze zaak, waardoor de consument zich kan beroepen op de beschermende bevoegdheidsregels die hierin zijn neergelegd. De reisorganisator heeft namelijk aangevoerd dat de verordening niet van toepassing is op zuiver interne situaties als de onderhavige waarin de reiziger en de reisorganisator in dezelfde lidstaat wonen. In een dergelijk situatie ontbreekt volgens de reisorganisator het voor de toepasselijkheid van deze verordening vereiste ‘grensoverschrijdende element’.
EU-Hof
Het EU-Hof oordeelt dat een geschil betreffende een reisovereenkomst ook binnen het toepassingsgebied van de Brussel I bis-verordening valt wanneer de contractpartijen, te weten de consument en de wederpartij, beide woonplaats hebben in dezelfde lidstaat maar de bestemming van de reis in het buitenland is gelegen. Volgens het EU-Hof is de bestemming van de reis een gemakkelijk na te gaan element dat de toepasselijke bevoegdheidsregels voorspelbaar maakt voor de partijen.
Verder oordeelt het EU-Hof dat artikel 18 van de Brussel I bis-verordening zowel de internationale als de territoriale bevoegdheid van het betrokken gerecht regelt.
Meer informatie: