EU-Hof: verhoogde ontslagbescherming voor functionaris voor gegevens-bescherming kan verenigbaar zijn met de AVG
Nieuwsbericht | 10-02-2023
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 9 februari 2023 in de zaak C-453/21, X-FAB.
Achtergrond
Organisaties zijn in bepaalde situaties verplicht om een functionaris voor gegevensbescherming aan te stellen. Dit is iemand die binnen de organisatie toezicht houdt op de toepassing en naleving van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Artikel 38, lid 3, tweede volzin van de AVG beschermt een functionaris tegen elke beslissing waarbij in verband met de uitvoering van zijn taken een einde wordt gemaakt aan zijn positie (o.a. ontslag), hem een nadeel wordt toegebracht of hem een sanctie wordt opgelegd. Die bepaling heeft hoofdzakelijk tot doel om de functionele onafhankelijkheid van de functionaris te waarborgen. De functionaris moet ervoor zorgen dat zijn taken en plichten niet tot een belangenconflict leiden (artikel 38, lid 6, tweede volzin, AVG).
In deze zaak gaat het om FC, die zowel de functie van voorzitter van de ondernemingsraad als de functie van functionaris voor gegevensbescherming bekleedde bij zijn werkgever. Die werkgever heeft FC in december 2017 met onmiddellijke ingang ontslagen als functionaris voor gegevensbescherming. FC heeft bij de Duitse rechterlijke instanties een vordering ingesteld die ertoe strekt vast te stellen dat hij nog steeds functionaris voor gegevensbescherming is bij zijn werkgever. Bij die rechterlijke instanties heeft de werkgever van FC aangevoerd dat er belangenconflicten dreigen te ontstaan indien FC tegelijkertijd functionaris en voorzitter van de ondernemingsraad is, omdat deze twee functies onverenigbaar zijn.
De rechters in eerste aanleg en in hoger beroep hebben de door FC ingestelde vordering toegewezen. De werkgever van FC heeft bij de hoogste Duitse federale rechter in arbeidszaken (hierna: de verwijzende rechter) verzocht om afwijzing van die vordering. De verwijzende rechter vraagt onder meer aan het EU-Hof of artikel 38, lid 3, tweede volzin van de AVG aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker (in casu: de werkgever) een functionaris die bij hem in dienst is, alleen kan ontslaan om een gewichtige reden, ook al houdt het ontslag geen verband met de uitvoering van de taken van de betrokken functionaris.
EU-Hof
Verhoogde (ontslag)bescherming voor een functionaris op grond van nationaal recht
Het EU-Hof brengt in herinnering dat de AVG is vastgesteld op grond van artikel 16 van het EU-Werkingsverdrag, waarvan lid 2 bepaalt dat voorschriften kunnen worden vastgesteld met betrekking tot ‘de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens’. In dit verband oordeelt het EU-Hof dat voorschriften die betrekking hebben op de ontslagbescherming van een functionaris voor gegevensbescherming geen kwestie van bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens vormt. Hieruit volgt volgens het EU-Hof dat het elke EU-lidstaat vrij staat bepalingen vast te stellen die op het gebied van ontslag van een functionaris een grotere bescherming bieden, mits deze bepalingen verenigbaar zijn met het EU-recht en in het bijzonder met de AVG.
Een dergelijke verhoogde (ontslag)bescherming mag volgens het EU-Hof met name de verwezenlijking van de doelstellingen van de AVG niet ondermijnen. Dat zou het geval zijn indien zij er zonder uitzondering aan in de weg zou staan dat een verwerkingsverantwoordelijke of verwerker een functionaris ontslaat die niet langer overeenkomstig artikel 37, lid 5 van de AVG beschikt over de voor de uitvoering van zijn taken noodzakelijke professionele kwaliteiten of die zijn taken niet overeenkomstig de AVG uitvoert. Een verhoogde ontslag(bescherming) is ook in strijd met de doelstellingen van de AVG indien die bescherming tot gevolg heeft dat de functionaris niet kan worden ontslagen wanneer hij zijn taken niet of niet langer onafhankelijk kan vervullen wegens het bestaan van een belangenconflict.
Voorwaarden om een belangenconflict vast te stellen
Het EU-Hof oordeelt dat aan een functionaris geen taken of plichten mogen worden toevertrouwd die hem ertoe brengen de doeleinden van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens bij de verwerkingsverantwoordelijke of zijn verwerker vast te stellen. In die situatie zou sprake kunnen zijn van een belangenconflict. De functionaris moet het toezicht op die doeleinden en middelen namelijk onafhankelijk kunnen verrichten.
Of er een belangenconflict in de zin van artikel 38, lid 6 van de AVG bestaat, moet van geval tot geval worden nagegaan op basis van een beoordeling van alle relevante omstandigheden, met name de organisatiestructuur van de verwerkingsverantwoordelijke of zijn verwerker, en in het licht van de toepasselijke regeling in haar geheel, daaronder begrepen het eventuele beleid van de verwerkingsverantwoordelijke of zijn verwerker.
Meer informatie: