Europese Rekenkamer publiceert verslag over het EFSI

Contentverzamelaar

Europese Rekenkamer publiceert verslag over het EFSI

Uit het verslag blijkt dat het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) enorm heeft geholpen om de investeringskloof in de EU aan te pakken die na de financiële crisis van 2007-2008 ontstond. Het EFSI bleef wel nog een kwart achter bij het streefdoel om uiterlijk eind 2022 500 miljard euro aan extra investeringen in de reële economie te mobiliseren. De Europese Commissie is achteraf niet nagegaan of het EFSI investeringen opleverde die anders niet waren gedaan.

Het gaat om het op 19 maart 2025 door de Europese Rekenkamer (ERK) gepubliceerde Speciaal verslag 07/2025 getiteld “Het Europees Fonds voor strategische investeringen – Heeft aanzienlijk bijgedragen aan het dichten van de investeringskloof, maar het streefdoel van 500 miljard EUR werd eind 2022 niet volledig gehaald in de reële economie”.

Het EFSI (ook wel: het investeringsplan voor Europa of het Juncker-plan) werd in 2015 opgericht door de Europese Commissie en de Europese Investeringsbankgroep (EIB-groep). Belangrijkste doel was om het gebrek aan investeringen in de EU-landen aan te pakken in de nasleep van de financiële crisis van 2007-2008. Het fonds liep tot 2014, toen de totale investeringsuitgaven in de EU daalden met ongeveer 15 procent (430 miljard euro) ten opzichte van de piek in 2007. Het EFSI voorzag in 26 miljard euro aan EU-begrotingsgaranties en 7,5 miljard euro aan EIB-financiering voor infrastructuur, innovatie en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Het doel was om dit bedrag uiterlijk eind 2022 te vervijftienvoudigen (het zogenoemde “multiplicatoreffect”) door meer overheids- en particuliere investeringen aan te trekken.

Uit het verslag blijkt dat tegen eind 2022 — de uiterste termijn voor de goedkeuring van de financiering —er extra investeringen waren gerapporteerd voor een totaalbedrag van 503 miljard euro. De auditors van de ERK stellen vast dat dit bedrag met 131 miljard euro was overschat. Deze overschatting is het gevolg van tekortkomingen in de manier waarop de Commissie en de EIB de multiplicatormethodologie hadden ontworpen en toegepast.

De additionaliteit van het EFSI (d.w.z. de toegevoegde waarde ervan voor de reële economie), ligt volgens het verslag voornamelijk in de ondersteuning van investeringen met een hoger risico. Met andere woorden, de EU-garantie moest worden verleend aan investeringsprojecten die anders niet — of niet in dezelfde mate — hadden kunnen worden gerealiseerd, bijvoorbeeld in het kader van gewone EIB-verrichtingen. Financiële intermediairs zoals banken en eigenvermogensfondsen beoordeelden de additionaliteit van het EFSI positief, omdat het EFSI grotere investeringsvolumes en hogere individuele investeringen mogelijk had gemaakt en extra investeerders aantrok. De Commissie heeft echter geen analyse achteraf van de additionaliteit uitgevoerd.

Het EFSI was volgens het verslag over het algemeen in overeenstemming met de vastgestelde streefdoelen, en de Commissie en de EIB hebben de voorzieningen en de financieringsstromen ervan adequaat gemonitord. De monitoring was echter niet alomvattend en de verslaglegging werd niet nauwkeurig gecontroleerd. Omdat er in de EFSI-overeenkomsten geen streefdoelen waren vastgesteld, hielden noch de Commissie noch de EIB in het oog hoe het EFSI bijdroeg aan werkgelegenheid en duurzame groei. Ook zijn er geen details gerapporteerd over EFSI-steun voor investeringen in niet-EU-landen.

De auditors roepen de Europese Commissie op transparanter te rapporteren over het EFSI en om haar methode voor het ramen van de daadwerkelijk gemobiliseerde investeringen te verbeteren. Hoewel de EFSI-investeringen nog niet zijn afgerond, kan met de opgedane kennis het beheer worden verbeterd van andere programma’s die gebruikmaken van EU-begrotingsgaranties. Bijvoorbeeld het Programma InvestEU, de opvolger van het EFSI.

Meer informatie:
Nieuwsbericht Europese Rekenkamer
ECER-dossier : Begroting