EVA-Hof: een nationale bepaling die advocaten verbiedt actief en op eigen initiatief potentiële nieuwe cliënten te werven is in strijd met de Dienstenrichtlijn

Contentverzamelaar

EVA-Hof: een nationale bepaling die advocaten verbiedt actief en op eigen initiatief potentiële nieuwe cliënten te werven is in strijd met de Dienstenrichtlijn

Een nationale regeling waarin advocaten wordt verboden op eigen initiatief aan geselecteerde (groepen) personen hun diensten aan te bieden, is in strijd met de Dienstenrichtlijn. Een nationale regeling voor gereglementeerde beroepen, zoals advocaten, kan onder een aantal voorwaarden wel voorzien in verboden betreffende de inhoud of wijze van proactieve reclame of commerciële communicatie. Dat is het antwoord van het Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA-Hof) op vragen van de rechter uit Liechtenstein.

Het gaat om het arrest van het EVA-Hof van 19 oktober 2023 in de zaak E-14/22 (Amann).

Achtergrond

De zaak betreft een tuchtrechtelijke procedure door de Liechtensteinse Kamer van Advocaten tegen een advocaat (Amann). De advocaat zou in strijd met de Liechtensteinse beroepsregels voor advocaten hebben gehandeld. In deze beroepsregels is een bepaling opgenomen die advocaten verbiedt om gericht en proactief nieuwe potentiële cliënten - zonder dat deze potentiële nieuwe cliënt hier zelf om heeft gevraagd - te werven.

In een procedure tussen Amann en de Kamer van Advocaten bij het Prinselijk Hof van beroep van Liechtenstein besluit deze rechter, de verwijzende rechter, om een adviserende opinie van het EVA-Hof te vragen. De verwijzende rechter in deze zaak heeft onder meer vragen over het algehele verbod op commerciële communicatie van gereglementeerde beroepen (artikel 24 van de Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt, hierna: de Dienstenrichtlijn). Hij verzoekt het EVA-Hof om een beslissing over twee vragen en schorst de behandeling van de zaak.

EVA-Hof

Het EVA-Hof heeft, in lijn met het arrest van het EU-Hof van 5 april 2011 (Société fiduciaire nationale d’expertise comptable, C-119/09), geoordeeld dat een dergelijk verbod op gerichte proactieve reclame (ook wel ‘cold calling of canvassing’ genoemd) door gereglementeerde beroepen zoals advocaten als een totaal verbod van commerciële communicatie (in de zin van artikel 4, lid 12, van de Dienstenrichtlijn) moet worden beschouwd.
Dit algehele verbod is volgens het EVA-Hof in strijd met artikel 24, lid 1, van de Dienstenrichtlijn en kan niet worden gerechtvaardigd door artikel 24, lid 2, van de Dienstenrichtlijn. Een nationale regeling waarin advocaten wordt verboden op eigen initiatief aan geselecteerde (groepen) personen hun diensten aan te bieden moet dus zo worden uitgelegd dat artikel 24, lid 1, van de Dienstenrichtlijn zich hiertegen verzet.

Dat neemt niet weg dat een nationale regeling, overeenkomstig artikel 24, lid 2, van de Dienstenrichtlijn, voor gereglementeerde beroepen zoals advocaten, kan voorzien in verboden betreffende de inhoud of wijze van commerciële communicatie. Een dergelijke regeling voor gerichte proactieve reclame moet dan wel niet-discriminerend zijn, gerechtvaardigd zijn door een dwingende reden van algemeen belang en evenredig, zoals bepaald in artikel 24, lid 2, van de Dienstenrichtlijn.

Meer informatie:
Persbericht EVA-Hof
ECER-dossier: Dienstenrichtlijn