Herziene energie-efficiëntierichtlijn in het EU-Publicatieblad verschenen

Contentverzamelaar

Herziene energie-efficiëntierichtlijn in het EU-Publicatieblad verschenen

Op grond van de nieuwe regels moeten de EU-lidstaten het eindverbruik van energie in 2030 gezamenlijk met minstens 11,7 procent hebben teruggedrongen ten opzichte van het energieverbruik dat in 2020 voor dat jaar werd voorspeld. Alle EU-lidstaten zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene EU-doelstelling en moeten indicatieve nationale bijdragen en trajecten in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen opnemen.

Achtergrond

De Europese Commissie presenteerde op 14 juli 2021 het Fit for 55-pakket (zie het ECER-bericht over dit pakket). Dit pakket moet de EU-wetgeving voor klimaat en energie in overeenstemming brengen met de doelstelling dat de EU in 2050 klimaatneutraal moet zijn en dat de uitstoot van broeikasgassen in 2030 ten minste 55 procent lager moet liggen dan in 1990. Onder dit pakket viel ook een voorstel voor de herziening van de richtlijn energie-efficiëntie.

Daarnaast stelde de Europese Commissie op 18 mei 2022 – in het kader van het REPowerEU-plan - een aantal aanvullende gerichte wijzingen van de richtlijn energie-efficiëntie voor om rekening te houden met de recente veranderingen in het energielandschap. Die voorstellen werden meegenomen in de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement.

Na onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement werd de herziene energie-efficiëntierichtlijn (richtlijn 2023/1791) vastgesteld en die richtlijn is op 20 september 2023 in het EU-Publicatieblad verschenen.

De herziene richtlijn energie-efficiëntie

Hoofddoel

De EU-lidstaten moeten het eindverbruik van energie in 2030 gezamenlijk met minstens 11,7 procent teruggedrongen hebben ten opzichte van het energieverbruik dat in 2020 voor dat jaar werd voorspeld. Dit komt neer op een bovengrens van 763 miljoen ton olie-equivalent voor het eindenergieverbruik van de EU, en van 993 miljoen ton olie-equivalent voor het primaire verbruik.

De limiet voor het eindverbruik zal bindend zijn voor de EU-lidstaten als geheel, terwijl het streefcijfer voor primair energieverbruik indicatief zal zijn.

Het eindenergieverbruik is het energieverbruik van de eindgebruikers, terwijl primair energieverbruik ook betrekking heeft op de productie en levering van energie.

Nationale bijdragen en overbrugging

Alle EU-lidstaten zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene EU-doelstelling en indicatieve nationale bijdragen en trajecten in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen opnemen. De ontwerpen van de bijgewerkte plannen moesten in juni 2023 worden ingediend en de definitieve plannen worden in 2024 verwacht.

De berekeningsformule voor de nationale bijdragen in bijlage I bij de richtlijn is indicatief, en er kan met 2,5 procent van worden afgeweken. De Commissie zal berekenen of met alle bijdragen het streefcijfer van 11,7 procent wordt gehaald.

De formule is onder meer gebaseerd op energie-intensiteit, bbp per hoofd van de bevolking, ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparingspotentieel.

Energiebesparing

De jaarlijkse energiebesparingsdoelstelling voor het eindenergieverbruik zal tussen 2024 en 2030 geleidelijk toenemen. Tijdens die periode moeten de lidstaten het eindenergieverbruik jaarlijks gemiddeld met 1,49 procent naar beneden krijgen om zo geleidelijk tot 1,9 procent te komen op 31 december 2030.

Bij de berekening van het streefcijfer kunnen de lidstaten ook rekening houden met energiebesparingen via beleidsmaatregelen in het kader van de huidige richtlijn energieprestatie van gebouwen, maatregelen uit het EU-emissiehandelssysteem (voor installaties en voor gebouwen en vervoer), en noodmaatregelen op energiegebied.

De overheidssector, het goede voorbeeld

De nieuwe regels bevatten een specifieke verplichting voor de overheidssector: een jaarlijkse terugdringing van het energieverbruik met 1,9 procent, met de mogelijkheid het openbaar vervoer en de strijdkrachten buiten beschouwing te laten. Daarnaast moeten de lidstaten jaarlijks minstens 3 procent van de totale vloeroppervlakte van hun overheidsgebouwen renoveren.

Meer informatie: