Nieuwe inbreukprocedure tegen Polen vanwege de betwisting van de voorrang van het EU-recht door het Grondwettelijk Hof

Contentverzamelaar

Nieuwe inbreukprocedure tegen Polen vanwege de betwisting van de voorrang van het EU-recht door het Grondwettelijk Hof

De Europese Commissie heeft op 22 december 2021 besloten een nieuwe inbreukprocedure tegen Polen in te leiden vanwege ernstige bezorgdheid met betrekking tot het Poolse Grondwettelijk Hof en zijn recente rechtspraak. In recente arresten oordeelde het Grondwettelijk Hof dat enkele bepalingen van de EU-verdragen onverenigbaar zijn met de Poolse grondwet, waarbij het de voorrang van het EU-recht uitdrukkelijk heeft betwist. Polen heeft twee maanden de tijd om op de door de Commissie gestuurde aanmaningsbrief te reageren.

Achtergrond

De rechtsstaat is één van de waarden waarop de EU berust (artikel 2 EU-Verdrag). De Europese Commissie is, samen met andere EU-instellingen en de lidstaten, verantwoordelijk voor het waarborgen van de rechtsstaat en voor het toezicht op de eerbiediging van het EU-recht, de waarden en de beginselen van de EU.

Op 20 december 2017 heeft de Commissie voor de eerst de procedure van artikel 7, lid 1 van het EU-Verdrag in werking gesteld tegen Polen (zie ook het ECER-bericht over dit besluit). De Commissie heeft problemen in verband met de rechtsstaat in Polen ook aangepakt door middel van inbreukprocedures op grond van artikel 258 EU-Werkingsverdrag (zie dit ECER-dossier voor een overzicht).

Nieuwe inbreukprocedure

Op 22 december 2021 heeft de Europese Commissie besloten een nieuwe inbreukprocedure in te leiden tegen Polen vanwege ernstige bezorgdheid met betrekking tot het Poolse Grondwettelijk Hof en zijn recente rechtspraak. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arresten van 14 juli 2021 en 7 oktober 2021 enkele bepalingen van de EU-verdragen onverenigbaar geacht met de Poolse grondwet, waarbij het de voorrang van het EU-recht uitdrukkelijk heeft betwist.

De Commissie is van oordeel dat deze arresten van het Grondwettelijk Hof in strijd zijn met de algemene beginselen van autonomie, voorrang, doeltreffendheid en eenvormige toepassing van het EU-recht en met de bindende kracht van de arresten van het EU-Hof.

In zijn arrest van 14 juli 2021 heeft het Poolse Grondwettelijk Hof met name de bindende kracht ontkend van de beschikkingen van het EU-Hof die krachtens artikel 279 EU-Werkingsverdrag zijn gegeven. In zijn arrest van 7 oktober 2021 heeft het Grondwettelijk Hof zijn uit het EU-recht voortvloeiende verplichtingen geschonden door de uitlegging van artikel 19, lid 1, EU-Verdrag door het EU-Hof als ongrondwettig te beschouwen.

Voorts is de Commissie van mening dat de arresten in strijd zijn met artikel 19, lid 1 van het EU-Verdrag, dat het recht op een effectieve rechterlijke bescherming waarborgt, door hieraan een te restrictieve uitlegging te geven. Daardoor worden aan personen die voor Poolse rechtbanken verschijnen, de volledige waarborgen ontnomen die in die bepaling zijn opgenomen.

Tenslotte heeft de Commissie ernstige twijfels over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het Grondwettelijk Hof en is zij van mening dat het Hof niet langer voldoet aan de vereisten van een vooraf bij wet ingesteld gerecht, zoals artikel 19, lid 1 van het EU-Verdrag vereist.

Meer informatie: