Ondanks de Covid-19-beperkingen was 2020 voor het EU-Hof toch een bijzonder actief jaar
Nieuwsbericht | 09-03-2021
Algemeen
Uit het jaarverslag van het EU-Hof over de gerechtelijke werkzaamheden in 2020 volgt dat het EU-Hof erin is geslaagd om in 2020 – ondanks Covid-19 - toch bijzonder actief te blijven in een context die werd gekenmerkt door thuiswerken en reisbeperkingen. Tussen 16 maart en 25 mei 2020 konden zelfs in het geheel geen terechtzittingen van het EU-Hof en het EU-Gerecht worden gehouden. Sinds 25 mei 2020 waren de zittingszalen, met inachtneming van strikte gezondheidsmaatregelen, voortdurend opengesteld voor vertegenwoordigers van de procespartijen en voor het publiek.
De continuïteit van de dienstverlening van het EU-Hof was mede mogelijk doordat er vooraf crisisstructuren- en plannen waren vastgesteld en doordat er strikte gezondheidsprocotollen werden ingevoerd. Ook was een continuering van de dienstverlening mogelijk doordat het personeel van het EU-Hof kon worden uitgerust met geschikte computerapparatuur en doordat de werkmethoden van het EU-Hof werden aangepast.
Het EU-Hof heeft er ook voor gezorgd dat de vertegenwoordigers van de procespartijen die niet in staat zijn om naar Luxemburg te reizen, op afstand aan de terechtzittingen kunnen deelnemen. Om dit mogelijk te maken heeft het EU-Hof een specifiek videoconferentiesysteem ontworpen dat de mogelijkheid biedt om simultaan te tolken uit en naar de 24 officiële talen van de EU. In 2020 werden 40 terechtzittingen voor het EU-Hof en 37 terechtzittingen voor het EU-Gerecht gehouden via videoconferentie. Dit videoconferentiesysteem wordt in 2021 nog steeds toegepast.
Cijfers
De door de meeste lidstaten ingevoerde lockdownmaatregelen en beperkingen om het coronavirus in te dammen hadden volgens het jaarverslag van het EU-Hof enige invloed op de activiteiten van de nationale rechters. In 2020 daalde namelijk het aantal aanhangig gemaakte zaken bij het EU-Hof. In totaal werden 1582 aanhangig gemaakt bij het EU-Hof en het EU-Gerecht, wat minder is dan het recordcijfer van 2019 (1905 zaken).
Wat betreft het aantal aanhangig gemaakte zaken bij het EU-Hof in 2020 (735) vertegenwoordigen vooral de verzoeken om een prejudiciële beslissing het grootste aandeel van de nieuwe zaken die aan het EU-Hof zijn voorgelegd. Er zijn namelijk 556 verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend. Duitsland blijft de voornaamste bron van verzoeken (139) om een prejudiciële beslissing, gevolgd door Oostenrijk (50), Italië (44) en Polen (41).
Ook met betrekking tot het aantal door EU-Hof en EU-Gerecht afgedane zaken is een daling waarneembaar. In 2020 hebben het EU-Hof en het EU-Gerecht in totaal 1540 zaken afgehandeld, tegenover 1739 zaken in 2019. Het EU-Hof benadrukt dat – om dit resultaat juist in te kunnen schatten – rekening moet worden gehouden met het feit dat het EU-Hof en het EU-Gerecht gedurende meer dan twee maanden geen terechtzittingen hebben gehouden.
Tenslotte bedroeg de procesduur in zaken waarin het EU-Hof en het EU-Gerecht in 2020 uitspraak hebben gedaan, gemiddeld 15,4 maanden. Deze procesduur was nog nooit zo kort, waaruit volgens het EU-Hof blijkt dat het voortdurend streven naar een efficiënter beheer van de procedures zijn vruchten afwerpt.
Meer informatie: