Onderzoek naar kansen voor handel in agrovoedingsmiddelen gepubliceerd

Contentverzamelaar

Onderzoek naar kansen voor handel in agrovoedingsmiddelen gepubliceerd

De studie van het Gemeenschappelijk onderzoekscentrum van de Europese Commissie naar de mogelijke gevolgen van tien vrijhandelsovereenkomsten - die onlangs zijn gesloten of waarover nog wordt onderhandeld- bevestigt dat de EU-handelsaanpak nieuwe commerciële kansen biedt voor EU-exporteurs van agrovoedingsproducten. Volgens de studie zorgt het aangaan van preferentiële handelsbetrekkingen voor diversificatie van de invoerbronnen en verbetering van de veerkracht van de voedseltoeleveringsketens van de EU.

De ontwikkeling van nieuwe markten door middel van preferentiële handelsbetrekkingen zal de positie van de EU als 's werelds grootste exporteur van agrovoedingsproducten helpen consolideren. In 2022 bedroeg de positieve agrohandelsbalans van de EU 58 miljard euro. Uit een in oktober 2023 gepubliceerd verslag over diversificatie in de handel in agrovoedingsmiddelen van de EU bleek al dat de positie van de EU als 's werelds grootste exporteur en een van de grootste importeurs van agrovoedingsproducten evenwichtige en gunstige handelsbetrekkingen met derde landen mogelijk maakt.

De op 22 februari 2024 gepubliceerde studie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) van de Europese Commissie is gericht op de handelsovereenkomsten met Australië, Chili, India, Indonesië, Maleisië, Mercosur (Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay), Mexico, Nieuw-Zeeland, de Filipijnen en Thailand. Het gaat om overeenkomsten waarover momenteel wordt onderhandeld of die zijn gesloten maar nog niet ten uitvoer worden gelegd.

Achtergrond
De op 22 februari 2024 gepubliceerde studie betreft de tweede actualisering van de eerste studie van 2016 over de cumulatieve economische impact van toekomstige handelsovereenkomsten op de landbouw in de EU. De eerste actualisering werd gepubliceerd in 2021. Doel van de studie is om beleidsmakers en onderhandelaars inzicht te verschaffen over het verband tussen de handelsagenda van de EU en de landbouw in de EU. Dit door twee verschillende scenario's te beoordelen, afhankelijk van de mate van liberaliseringsinspanningen. De studie komt niet in de plaats van de bredere en gedetailleerdere effectbeoordelingen die voor elke afzonderlijke handelsovereenkomst worden uitgevoerd.

In de tweede studie komt het ambitieuzere scenario overeen met een volledige liberalisering van 98,5 procent van alle producten en een gedeeltelijke tariefverlaging met 50 procent voor de overige producten, terwijl het conservatievere scenario een liberalisering van 97 procent en een tariefverlaging van 25 procent voor de andere producten toont. Het gebruikte model is gebaseerd op het tarief in 2014, 2022 en een prognose van 2032. Handelsovereenkomsten die enkele jaren geleden in werking zijn getreden (bv. met Zwitserland, Oekraïne, Colombia, Peru, Ecuador, Zuid-Korea, Canada, Japan of Vietnam) worden meegenomen in het basisscenario en in de autonome handelsmaatregelen met Oekraïne voor het jaar 2022. Er is tevens een infographic beschikbaar.

Uitvoer
Uit de gepubliceerde studie blijkt dat de waarde van de EU-uitvoer van agrovoedingsmiddelen in 2032 naar schatting tussen 3.1 en 4.4 miljard euro hoger zou liggen dan zonder deze tien handelsovereenkomsten het geval zou zijn geweest. Naar verwachting zullen er handelsmogelijkheden ontstaan voor agrovoedingsproducten uit de EU, zoals zuivel, wijn en andere dranken en verwerkte agrovoedingsproducten. Deze aanzienlijke commerciële kansen getuigen van het concurrentievoordeel dat agrovoedingsproducten uit de EU genieten dankzij hun kwaliteit, hoge veiligheids- en duurzaamheidsnormen, die hun wereldwijde reputatie versterken.

Invoer
Bij de inwerkingtreding van de tien handelsovereenkomsten waarop de studie betrekking heeft, zal de waarde van de EU-invoer in 2032 naar verwachting tussen 3.1 miljard en 4.1 miljard euro hoger liggen dan zonder deze overeenkomsten het geval zou zijn geweest. Dit zou leiden tot een evenwichtige toename van zowel de uitvoer als de invoer, met als gevolg dat de totale handelsbalans van de EU licht zou toenemen.

De studie erkent dat sommige gevoelige sectoren, met name rundvlees, schapenvlees, pluimvee, rijst en suiker, naar verwachting te maken zullen krijgen met toenemende concurrentie van de tien partners waarnaar in de studie wordt verwezen. Deze conclusie valideert de huidige EU-aanpak om gevoelige sectoren systematisch te beschermen met tariefcontingenten. Dit instrument in handelsovereenkomsten kan mogelijke marktverstoringen helpen beperken en zo bescherming bieden aan landbouwers en agrovoedingsproducenten in de EU.

Voor het eerst wordt in de studie van de Commissie ook gekeken naar de gevolgen voor de EU-landbouw van de handelsovereenkomsten die het VK onlangs sloot met Australië, Nieuw-Zeeland en de landen die lid zijn van de overeenkomst voor een trans-Pacifisch partnerschap (CPTPP). Uit de studie blijkt dat deze handelspartners een deel van de aandelen van EU-producenten op de markt van het VK zullen verwerven. Het daaruit voortvloeiende effect zou beperkt zijn en de EU zal naar verwachting nog steeds tot de belangrijkste leveranciers van het VK behoren. Niettemin worden enkele effecten verwacht voor sectoren als rundvlees, wijn en andere dranken (en tabak), verwerkte voedingsmiddelen, zuivel en schapenvlees. Het algemene positieve effect van de tien handelsovereenkomsten die in werking zouden kunnen treden, zou de marktverliezen van de Britse handelsagenda echter compenseren. Hieruit blijkt hoe belangrijk het is om zowel de uitvoermarkten als de invoerbronnen te diversifiëren.

Meer informatie:
Persbericht Europese Commissie
ECER-dossier: Landbouw
ECER-dossier: Handelspolitiek