Politiek akkoord over wederkerigheid bij toegang tot markten van derde landen bij aanbestedingen
Nieuwsbericht | 16-03-2022
De EU-markt voor overheidsopdrachten is een van de grootste en meest toegankelijke ter wereld. Binnen de EU reguleren de EU-aanbestedingsrichtlijnen de relevante markt voor overheidsopdrachten. Veel van de belangrijkste (internationale) handelspartners van de EU blijken echter op hun markten restrictieve praktijken toe te passen die discriminerend kunnen zijn voor EU-ondernemingen. Deze beperkingen treffen concurrerende EU-sectoren zoals de bouw, het openbaar vervoer, medische apparatuur, elektriciteitsopwekking en farmaceutische producten.
Bij overheidsopdrachten gaat het erom hoe overheden overheidsgeld besteden om goederen en diensten aan te kopen. Dit kan gaan van de aankoop van computers tot de aanleg van een weg of het beheer van een vervoersnetwerk. Overheidsopdrachten maken een belangrijk deel uit van de nationale economieën.
De EU pleit – onder meer via (toekomstige) inzet van het Internationaal Aanbestedingsinstrument (IPI)- voor open internationale markten voor overheidsopdrachten en heeft haar eigen markt voor overheidsopdrachten opengesteld voor tal van goederen en diensten uit derde landen. Gesloten markten voor overheidsopdrachten ondermijnen de concurrentie en de transparantie, verhogen de kosten van overheidsgoederen en -diensten voor de belastingbetaler en verhogen het risico op corruptie. Het International Procurement Instrument (IPI) Met de introductie van het IPI wordt het probleem van de restrictieve praktijken aangepakt door de EU de bevoegdheid te geven onderzoeken in te stellen in gevallen van vermeende beperkingen voor EU-ondernemingen op aanbestedingsmarkten van derde landen. Er kan overleg met het betrokken land worden gestart over de openstelling van zijn aanbestedingsmarkt en uiteindelijk kan de toegang tot de EU-aanbestedingsmarkt worden beperkt voor buitenlandse ondernemingen indien zij afkomstig zijn uit een land dat beperkingen blijft opleggen aan EU-ondernemingen.
De EU-Verordening over het IPI werd voor het eerst voorgesteld door de Europese Commissie in 2012 en gewijzigd in 2016 . De Raad nam in juni 2021 een standpunt in over het voorstel inzake het internationaal aanbestedingsinstrument. Naar aanleiding van het politieke akkoord dat nu is bereikt zullen het Europees Parlement en de Raad de gewijzigde verordening over het IPI formeel vaststellen. Spoedig hierna kan deze dan in werking kan treden.
Met het IPI zou de Commissie uiteindelijk beperkingen kunnen toepassen op de eigen aanbestedingsmarkten van de EU. Bijvoorbeeld door aanpassingen in de manier waarop inschrijvingen uit betrokken landen worden beoordeeld, of door bepaalde inschrijvingen uit een betrokken land uit te sluiten. In de praktijk betekenen deze aanpassingen dat inschrijvingen uit dat land, in vergelijking met andere inschrijvingen, geacht zouden worden een hogere prijs te bieden dan de werkelijk ingediende prijs. Dit zou inschrijvers uit de EU en uit andere landen waarop de aanpassing niet is gericht dan een concurrentievoordeel kunnen geven op de EU-markten voor overheidsopdrachten.
Een dergelijke maatregel zou wel een laatste optie zijn. Voordat die stap zou kunnen worden gezet, zou de Commissie onderzoek moeten beginnen naar gevallen van vermeende beperkingen voor EU-ondernemingen op aanbestedingsmarkten van derde landen. Parallel met het onderzoek naar beperkingen ten aanzien van EU-goederen, -diensten en/of -leveranciers, zou de Commissie het betrokken land moeten uitnodigen voor overleg over de openstelling van zijn aanbestedingsmarkt. Dit overleg zou ook kunnen plaatsvinden in de vorm van onderhandelingen over een internationale overeenkomst.
Om de toepassing van dergelijke maatregelen te vermijden, hoeven derde landen alleen maar hun restrictieve praktijken stop te zetten. De bestaande EU-verbintenissen - onder meer in de WTO-Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA) en bilaterale handelsovereenkomsten - blijven door het IPI-instrument onaangetast.
Meer informatie: