Raad en Europees Parlement bereiken voorlopig politiek akkoord over het voorstel voor een herziening van de EU-richtlijnen inzake luchtkwaliteit

Contentverzamelaar

Raad en Europees Parlement bereiken voorlopig politiek akkoord over het voorstel voor een herziening van de EU-richtlijnen inzake luchtkwaliteit

De overeengekomen EU-luchtkwaliteitsnormen voor 2030 sluiten nauwer aan bij de WHO-richtsnoeren en zullen regelmatig opnieuw worden bekeken. In de voorlopig overeengekomen tekst wordt de Europese Commissie opgeroepen de luchtkwaliteitsnormen uiterlijk in 2030 en vanaf dan om de 5 jaar te evalueren voor verdere afstemming op nieuwe WHO-richtsnoeren en de jongste wetenschappelijke inzichten.

Achtergrond

De EU-richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit (richtlijn 2004/107 en richtlijn 2008/50) maken deel uit van een uitgebreid beleidskader voor schone lucht (zie het ECER-dossier over schone lucht voor meer informatie). In november 2019 publiceerde de Commissie haar geschiktheidscontrole van de richtlijnen inzake luchtkwaliteit. Zij concludeerde dat de richtlijnen gedeeltelijk doeltreffend zijn geweest in het verbeteren van de luchtkwaliteit en het bereiken van luchtkwaliteitsnormen, maar dat tot op heden niet alle doelstellingen ervan zijn bereikt. Op 26 oktober 2022 presenteerde de Commissie daarom een voorstel voor een herziening van de EU-richtlijnen betreffende luchtkwaliteit (zie het ECER-bericht over het voorstel). Het voorstel voorziet in een samenvoeging van de twee luchtkwaliteitsrichtlijnen uit 2004 en 2008 tot één richtlijn.  

Op 20 februari 2024 zijn vertegenwoordigers van het voorzitterschap van de Raad en van het Europees Parlement tot een voorlopig politiek akkoord gekomen over het voorstel. Het voorlopige politieke akkoord wordt nu ter goedkeuring voorgelegd aan de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad (het Coreper) en de Commissie milieubeheer van het Europees Parlement. Als de tekst wordt goedgekeurd, moet deze na bijwerking door de juristen-linguïsten formeel door beide instellingen worden aangenomen. Pas dan kan de verordening in het Publicatieblad van de EU worden bekendgemaakt en in werking treden. Vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn hebben de lidstaten 2 jaar om deze in nationale wetgeving om te zetten.

Belangrijkste elementen van het voorlopige politieke akkoord

Strengere luchtkwaliteitsnormen

De grens- en streefwaarden in de strengere EU-luchtkwaliteitsnormen voor 2030 sluiten nauwer aan bij de WHO-richtsnoeren en zullen regelmatig opnieuw worden bekeken. In de herziene richtlijn komt een hele reeks luchtverontreinigende stoffen aan bod, waaronder fijnstof (PM2,5 en PM10), stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2), benzo-a-pyreen, arseen, lood en nikkel, met specifieke normen voor elk van deze stoffen. Zo worden de jaarlijkse grenswaarden voor de verontreinigende stoffen met de grootste gedocumenteerde gevolgen voor de gezondheid van de mens, PM2,5 en NO2, respectievelijk verlaagd van 25 µg/m³ tot 10 µg/m³ en van 40 µg/m³ tot 20 µg/m³.

De lidstaten kunnen tot 31 januari 2029 om specifieke redenen en onder strikte voorwaarden verzoeken de nalevingstermijn voor de grenswaarden van de luchtkwaliteit te verlengen tot:

  • uiterlijk 1 januari 2040 voor gebieden waar de richtlijn niet op tijd kan worden nageleefd door de specifieke klimatologische en orografische omstandigheden, of waar de noodzakelijke vermindering alleen mogelijk is ten koste van de bestaande huishoudelijke verwarmingssystemen
  • uiterlijk 1 januari 2035 (met mogelijkheid tot verlenging met nog eens 2 jaar) als de grenswaarden volgens de prognoses niet op tijd kunnen worden gehaald.

Om uitstel te vragen, moeten de lidstaten prognoses van de luchtkwaliteit opnemen in hun routekaarten voor luchtkwaliteit (die in 2028 klaar moeten zijn). Daarbij moeten ze aantonen dat ze de grenswaarden zo min mogelijk zullen overschrijden, en uiterlijk aan het einde van de verlenging zullen halen. Tijdens de uitstelperiode moeten de lidstaten ook regelmatig hun routekaarten bijwerken en verslag uitbrengen over de uitvoering ervan.

Routekaarten, plannen en kortetermijnactieplannen voor luchtkwaliteit

Bij overschrijding van een grens- of streefwaarde of bij een concreet overschrijdingsrisico van de waarschuwings- of informatiedrempels voor bepaalde verontreinigende stoffen, moeten de lidstaten:

  • vóór de uiterste datum een routekaart voor luchtkwaliteit opstellen als de verontreinigingsgraad tussen 2026 en 2029 de in 2030 te halen grens- of streefwaarde overschrijdt;
  • luchtkwaliteitsplannen opstellen voor gebieden waar de verontreinigingsgraad de grens- en streefwaarden van de richtlijn na de uiterste datum overschrijden;
  • kortetermijnactieplannen opstellen met noodmaatregelen (zoals beperkt voertuigverkeer, onderbreking van bouwwerkzaamheden enz.) om het onmiddellijke risico voor de gezondheid van de mens terug te brengen in gebieden waar de waarschuwingsdrempels zullen worden overschreden

De voorschriften om luchtkwaliteits- en kortetermijnactieplannen op te stellen worden versoepeld wanneer plaatselijke geografische en meteorologische omstandigheden het potentieel om bepaalde concentraties verontreinigende stoffen fors beperken. Wat ozon betreft, worden de lidstaten bij onvoldoende potentieel om de ozonconcentraties lokaal of regionaal terug te dringen vrijgesteld van luchtkwaliteitsplannen, op voorwaarde dat ze dit grondig kunnen rechtvaardigen bij de Commissie en het publiek.

Evaluatiebepaling

In de voorlopig overeengekomen tekst wordt de Europese Commissie opgeroepen de luchtkwaliteitsnormen uiterlijk in 2030 en vanaf dan om de 5 jaar te evalueren voor verdere afstemming op nieuwe WHO-richtsnoeren en de jongste wetenschappelijke inzichten. Daarbij moet de Commissie ook andere bepalingen van de richtlijn beoordelen, zoals die over de verlenging van de nalevingstermijnen en over grensoverschrijdende verontreiniging.

Op basis van haar evaluaties moet de Commissie dan voorstellen doen om de luchtkwaliteitsnormen te herzien, andere verontreinigende stoffen op te nemen en/of verdere maatregelen op EU-niveau te nemen.

Toegang tot de rechter en recht op schadeloosstelling

Het voorstel bevat bepalingen om toegang tot de rechter te verzekeren voor wie daarbij voldoende belang heeft en de uitvoering van de richtlijn wenst aan te vechten, waaronder ngo's op het gebied van volksgezondheid en het milieu. Elke administratieve of rechterlijke toetsing moet billijk, tijdig en niet buitensporig duur zijn, en er moet praktische informatie over de procedure openbaar beschikbaar zijn.

Volgens de nieuwe regels moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de burger het recht heeft om schadeloosstelling te vorderen en te verkrijgen bij gezondheidsschade als gevolg van opzettelijke of nalatige schending van de nationale regels waarmee de richtlijn wordt omgezet.

In de door de 2 instellingen gewijzigde tekst worden ook de voorschriften voor de lidstaten verduidelijkt en uitgebreid om doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties te bepalen voor wie de uitvoeringsmaatregelen van de richtlijn schendt. Daarbij moeten zij rekening houden met de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de inbreuk, met de getroffen mensen en omgeving, en met de daadwerkelijke of geschatte economische voordelen die de inbreuk oplevert.

Meer informatie: