Signaleringsfiche C-217/20 XXXX v Staatssecretaris van Financien

Contentverzamelaar

Signaleringsfiche C-217/20 XXXX v Staatssecretaris van Financien

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie EU van 9 december 2021, C-217/20, “XXXX tegen Staatssecretaris van Financiën” (recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon)

Betrokken departementen

SZW, J&V, BZK, OCW, FIN, BZ

Sleutelwoorden

Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2003/88/EG – Organisatie van de arbeidstijd – Bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers – Artikel 7, lid 1 – Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon – Hoogte van het loon – Lager loon wegens arbeidsongeschiktheid

Beleidsrelevantie

Het Hof heeft zich gebogen over de vraag of een arbeidsongeschikte werknemer tijdens vakantieverlof vakantieloon overeenkomstig het gebruikelijk loon (100%) geniet of het ‘ziekengeldloon’ (70%). Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 7 lid 1 van de Richtlijn 2003/88/EG zich tegen bepalingen verzet die bij de vaststelling van het vakantieloon van een zieke werknemer rekening houden met de korting die als gevolg van ziekte wordt toegepast op het loon dat de werknemer ontving in het arbeidstijdvak dat voorafging aan de aangevraagde vakantie. Kort gezegd: de werkgever moet aan een zieke werknemer die vakantie opneemt 100% van het loon betalen.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

De zaak betrof een sinds 2015 gedeeltelijk arbeidsongeschikte ambtenaar van de Nederlandse Belastingdienst. Volgens de voor hem geldende rechtspositieregeling ontving hij in het eerste ziektejaar 100% van het salaris. In het tweede ziektejaar werd dat 70% voor de uren die hij nog ziek was, en 100% voor de uren die hij inmiddels weer werkte. Toen hij in 2017 vakantie opnam, ontving hij datzelfde (samengestelde) bedrag als vakantieloon als in het tweede ziektejaar. De ambtenaar vond dat hij over deze vakantiedagen recht had op 100% van zijn salaris. De Nederlandse rechter die over dit geschil moest oordelen heeft aan het Hof prejudiciële vragen gesteld. Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 7 lid 1 van de Richtlijn 2003/88/EG zich verzet tegen bepalingen die bij de vaststelling van het vakantieloon van een zieke werknemer rekening houden met de korting die als gevolg van ziekte wordt toegepast op het loon dat de werknemer ontving in het arbeidstijdvak dat voorafging aan de aangevraagde vakantie. Betaling van vakantieloon heeft tot doel de werknemer tijdens vakantie in een situatie te plaatsen die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens gewerkte uren. De zieke werknemer moet volgens het Hof voor wat betreft het recht op vakantie in een vergelijkbare positie verkeren als werknemers die daadwerkelijk hebben gewerkt. Achterliggende gedachte daarbij is dat het intreden van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte in beginsel onvoorzienbaar is en onafhankelijk is van de wil van de betrokken werknemer. Wanneer het loon dat tijdens vakantie wordt uitbetaald lager ligt dan het loon bij werken, wordt de werknemer er wellicht van weerhouden om zijn betaald verlof op te nemen. De waarde van het recht wordt dan afhankelijk gesteld van de datum waarop het wordt uitgeoefend.

Om deze redenen dient (ook) de zieke werknemer tijdens vakantie het volledige, niet gekorte loon te ontvangen.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau

Dit arrest heeft gevolgen voor het beleid in Nederland wanneer werkgevers vakantiedagen tijdens perioden van ziekte, waarin het loon is verlaagd, tegen dat lagere salaris aan werknemers hebben uitgekeerd. Naar aanleiding van het arrest is duidelijk geworden dat ook vakantiedagen tijdens periode van ziekte tegen 100% moeten worden uitbetaald en niet tegen het ziekengeld van 70%. Zieke werknemers die in het verleden te weinig vakantieloon hebben ontvangen, kunnen bij hun (ex-)werkgever nabetaling van loon vorderen (vermeerderd met wettelijke rente en een boete voor te laat betalen). Terugvorderen is mogelijk over een termijn van vijf jaar (verjaringstermijn).

Het Burgerlijk Wetboek (BW) behoeft op het eerste gezicht geen aanpassing. De bewoordingen van de Nederlandse wetgeving lijken in letterlijke zin niet in strijd te zijn met wat het EU-Hof in de onderhavige zaak heeft bepaald. Vooralsnog lijkt een richtlijnconforme uitleg van de Nederlandse wetgeving mogelijk. Zo kent Nederland een ruim vakantieloonbegrip. Volgens artikel 7:639 lid 1 BW houdt de werknemer tijdens zijn vakantie recht op loon. In eerdere Nederlandse uitspraken is ook al geoordeeld in dezelfde zin als het EU-Hof nu doet.

Mocht onverhoopt blijken dat de implementatie van de richtlijn toch niet correct is geweest, waardoor eventueel sprake kan zijn van staatsaansprakelijkheid, zodat werknemers zich voor hun schade rechtstreeks tot de Staat kunnen wenden, dan dient te worden bezien op welke wijze de Nederlandse wetgeving moet worden aangepast. De ontwikkelingen in de rechtspraak worden in de gaten gehouden.  

Nader wordt onderzocht of een wijziging in de Nederlandse wetgeving – hoewel deze strikt genomen niet noodzakelijk lijkt - wellicht wenselijk is om mogelijke onduidelijkheden in de toekomst weg te nemen en interpretatieverschillen te voorkomen.

Daarnaast heeft de uitspraak voor de praktijk nog gevolgen op het gebied van:

- Peildatum: Gelet op jurisprudentie en literatuur en de in de Europese richtlijn opgenomen regel dient te worden uitgegaan van de datum die is gelegen vlak voor het opnemen van de vakantie. Eventuele salarisverhogingen die in de tussentijd hebben plaatsgevonden worden daardoor meegenomen, net als bij loon tijdens vakantie voor werknemers die niet ziek zijn.

-Wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen : De Nederlandse wetgeving maakt geen onderscheid tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen wat betreft loonbetaling. Nu het EU Hof heeft bepaald dat vakantieloon bij ziekte 100% moet zijn voor wettelijke vakantiedagen, ligt betaling van 100% voor zowel wettelijke als bovenwettelijke vakantiedagen in de rede.

- Dagloon werknemersverzekeringen : Op nog vast te stellen daglonen kan de nabetaling van vakantieloon (een verhogend) effect hebben als het loon wordt genoten in een aangiftetijdvak gelegen in een referteperiode. De verwachting is dat dit maar minimale gevolgen zal hebben.

- Inkomstenkorting: Als de nabetaling van loon over vakantiedagen tijdens ziekte wordt genoten op een moment dat sprake is van een lopende uitkering, dan kan de nabetaling gevolgen hebben voor de korting van het inkomen op de uitkering. Afhankelijk van de hoogte van de nabetaling en de uitkeringssituatie (loongerelateerde uitkering, vervolguitkering, hoogte arbeidsongeschiktheidsklasse, wel/niet gehele restverdiencapaciteit benutten) waarin iemand zit, kunnen er gevolgen zijn in de maand waarin de nabetaling plaatsvindt.

- UWV en overname bij betalingsonmacht : De uitspraak heeft gevolgen voor UWV bij betalingsonmacht van de werkgever. Bij betalingsonmacht van werkgevers neemt UWV ook vakantiedagen over.

- Relatie met Staatsaansprakelijkheid in 2015 : In 2009 speelde er bij het EU Hof een andere kwestie in verband met de opbouw van vakantiedagen bij ziekte, die indirect met de huidige zaak verband houdt. Aansprakelijkheidsclaims als gevolg van de uitspraak uit 2009 zijn reeds in 2016 afgehandeld. Mochten er toch nog nieuwe claims worden ingediend vanwege de onjuiste opbouw van vakantiedagen, dan zal het vakantieloon bij ziekte naar verwachting tegen 100% moeten plaatsvinden. De verwachting is dat dat slechts om enkele gevallen zal gaan.

Voorstel voor behandeling

De ICER-H heeft het fiche vastgesteld en zendt dit fiche en het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisname aan hun Ministers worden doorgeleid. Een vervolgfiche is niet nodig.

J&V wordt verzocht om het fiche door te sturen naar de Raad voor de rechtspraak.
BZK wordt verzocht om het fiche door te sturen naar de overheidswerkgevers