Signaleringsfiche C-815/18, Federatie Nederlandse Vakbeweging tegen Van den Bosch Transporten BV e.a.
Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie EU van 1 december 2020 [Zoals gewijzigd bij beschikking van 2 februari 2021], C-815/18, FNV tegen Van den Bosch Transporten B.V. e.a.
Betrokken departementen
SZW, I&W
Sleutelwoorden
Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 96/71/EG – Artikel 1, leden 1 en 3, en artikel 2, lid 1 – Terbeschikkingstelling van werknemers in het kader van dienstverrichtingen – Chauffeurs die werkzaam zijn in het internationaal vervoer – Werkingssfeer – Begrip ’ter beschikking gestelde werknemer’ – Cabotagevervoer – Artikel 3, leden 1, 3 en 8 – Artikel 56 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten.
Beleidsrelevantie
Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Van den Bosch Transporten BV (Erp, Nederland) liet vervoersdiensten uitvoeren door twee zusterondernemingen binnen hetzelfde concern, een naar Duits recht en een naar Hongaars recht. De chauffeurs waren Duits en Hongaars, in dienst van de zusterondernemingen.
Doorgaans vond het chartervervoer plaats vanuit Erp en eindigden de ritten daar. Het vervoer dat op basis van de betreffende charterovereenkomsten werd verricht vond evenwel in overwegende mate plaats buiten Nederland.
De Duitse en Hongaarse chauffeurs kregen niet het Nederlandse cao-loon. Van den Bosch Transporten viel als lid van de Vereniging Goederenvervoer Nederland onder de collectieve arbeidsovereenkomst ‘Goederenvervoer’, die niet algemeen verbindend was verklaard (niet avv’d). Een tweede cao, de cao ‘Beroepsgoederenvervoer’, waarvan de bepalingen in essentie gelijkluidend zijn aan de bepalingen van de cao ‘Goederenvervoer’, was daarentegen wel avv’d. Ondernemingen die vielen onder de cao ‘Goederenvervoer’ waren echter vrijgesteld van de toepassing van de cao ‘Beroepsgoederenvervoer’, op voorwaarde dat zij de cao ‘Goederenvervoer’ naleefden. Volgens de FNV had Van den Bosch Transporten bij het inzetten van chauffeurs uit Duitsland en Hongarije de basisarbeidsvoorwaarden van de cao ‘Goederenvervoer’ moeten toepassen.
De HR heeft het EU-Hof hierover een aantal vragen gesteld. In dit arrest worden de vragen van de HR als volgt beantwoord.
a. niet algemeen verbindend is verklaard, maar
b. door de onder die cao vallende ondernemingen moet worden nageleefd om vrijstelling te verkrijgen van een andere cao, die wel algemeen verbindend is verklaard, en
c. waarvan de bepalingen in essentie gelijkluidend zijn aan de bepalingen van die andere collectieve arbeidsovereenkomst,
wordt ook als algemeen verbindend verklaarde cao gezien.
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Voorstel voor behandeling
De ICER-H heeft het fiche vastgesteld en zendt dit fiche en het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisname aan hun Ministers worden doorgeleid. Een vervolgfiche is niet nodig. J&V wordt verzocht om het fiche door te sturen naar de Raad voor de rechtspraak. BZK wordt verzocht om het fiche door te sturen naar de overheidswerkgevers