Signaleringsfiche C-815/18, Federatie Nederlandse Vakbeweging tegen Van den Bosch Transporten BV e.a.

Contentverzamelaar

Signaleringsfiche C-815/18, Federatie Nederlandse Vakbeweging tegen Van den Bosch Transporten BV e.a.

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie EU van 1 december 2020 [Zoals gewijzigd bij beschikking van 2 februari 2021], C-815/18, FNV tegen Van den Bosch Transporten B.V. e.a.

Betrokken departementen

SZW, I&W

Sleutelwoorden

Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 96/71/EG – Artikel 1, leden 1 en 3, en artikel 2, lid 1 – Terbeschikkingstelling van werknemers in het kader van dienstverrichtingen – Chauffeurs die werkzaam zijn in het internationaal vervoer – Werkingssfeer – Begrip ’ter beschikking gestelde werknemer’ – Cabotagevervoer – Artikel 3, leden 1, 3 en 8 – Artikel 56 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten.

Beleidsrelevantie

  • Uit de uitspraak van het EU-Hof volgt dat de detacheringsrichtlijn ook van toepassing is op de internationale transportsector. Het is belangrijk dat het EU-Hof daar duidelijkheid over heeft gegeven omdat het er in het eerdere arrest Dobersberger (C-16/18) nog op leek dat het EU-Hof oordeelde dat de detacheringsrichtlijn op deze sector niet van toepassing was. Ook biedt het EU-Hof handreikingen om te beoordelen wanneer sprake is van detachering in de wegvervoersector, en wanneer de bestuurder dus recht heeft op de belangrijkste arbeidsvoorwaarden van het tijdelijke werkland. Dat is het geval als de transportwerkzaamheden een voldoende nauwe band vertonen met dat werkland.
  • De Hoge Raad (HR) heeft nu arrest gewezen met inachtneming van het arrest  ( ECLI:NL:HR:2022:1430 ). De HR heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing.
  • Kort voor het arrest van het EU-Hof is de EU-Mobiliteitsrichtlijn (2020/1057) in werking getreden. Deze richtlijn bevat specifieke regels voor detachering in de wegvervoersector, en nam dus al als uitgangspunt dat de detacheringsrichtlijn van toepassing is op de wegtransportsector. Naast nieuwe, gecoördineerde administratieve verplichtingen voor vervoersondernemingen, bepaalt de richtlijn per soort vervoersactiviteit of sprake is van detachering. Kortweg bepaalt de richtlijn dat bij cabotage en derdelandenvervoer [Vervoer tussen twee lidstaten of tussen een lidstaat en een derde land, die geen van alle het land van vestiging zijn van de ondernemer die dat vervoer verricht.] sprake is van een voldoende nauwe band met het tijdelijk werkland om deze activiteiten als detachering aan te merken, en dat die band daarvoor onvoldoende nauw is bij bilateraal vervoer en transitovervoer. Een geval-tot-gevalbeoordeling, waar de uitspraak van het EU-Hof toe noopt, is dankzij de Mobiliteitsrichtlijn dus niet nodig.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Van den Bosch Transporten BV (Erp, Nederland) liet vervoersdiensten uitvoeren door twee zusterondernemingen binnen hetzelfde concern, een naar Duits recht en een naar Hongaars recht. De chauffeurs waren Duits en Hongaars, in dienst van de zusterondernemingen.

Doorgaans vond het chartervervoer plaats vanuit Erp en eindigden de ritten daar. Het vervoer dat op basis van de betreffende charterovereenkomsten werd verricht vond evenwel in overwegende mate plaats buiten Nederland.

De Duitse en Hongaarse chauffeurs kregen niet het Nederlandse cao-loon. Van den Bosch Transporten viel als lid van de Vereniging Goederenvervoer Nederland onder de collectieve arbeidsovereenkomst ‘Goederenvervoer’, die niet algemeen verbindend was verklaard (niet avv’d). Een tweede cao, de cao ‘Beroepsgoederenvervoer’, waarvan de bepalingen in essentie gelijkluidend zijn aan de bepalingen van de cao ‘Goederenvervoer’, was daarentegen wel avv’d. Ondernemingen die vielen onder de cao ‘Goederenvervoer’ waren echter vrijgesteld van de toepassing van de cao ‘Beroepsgoederenvervoer’, op voorwaarde dat zij de cao ‘Goederenvervoer’ naleefden. Volgens de FNV had Van den Bosch Transporten bij het inzetten van chauffeurs uit Duitsland en Hongarije de basisarbeidsvoorwaarden van de cao ‘Goederenvervoer’ moeten toepassen.

De HR heeft het EU-Hof hierover een aantal vragen gesteld. In dit arrest worden de vragen van de HR als volgt beantwoord.

  1. De EU-detacheringsrichtlijn 96/71/EG is van toepassing op werknemers in het internationale wegvervoer.
  2. Een werknemer die als chauffeur werkzaam is in het internationaal wegvervoer is gedetacheerd in de zin van richtlijn 96/71/EG (de detacheringsrichtlijn), indien het werk dat hij in de ontvangende lidstaat verricht een voldoende nauwe band vertoont met dat grondgebied. Het feit dat de chauffeur van de inlenende werkgever de instructies voor zijn opdrachten ontvangt, die opdrachten begint of die opdrachten beëindigt op het hoofdkantoor van die werkgever, is op zich ontoereikend om te stellen dat die chauffeur op het grondgebied van die andere lidstaat ter beschikking is gesteld. Er moet ook sprake zijn van andere factoren om een nauwe band met dat grondgebied aan te tonen. Bij cabotagevervoer (3 ritten binnen 7 dagen in de andere lidstaat) is altijd sprake van een nauwe band met die andere lidstaat.
  3. Of een cao algemeen verbindend is verklaard in de zin van de richtlijn moet aan de hand van het nationale recht worden bepaald. Een cao die

a. niet algemeen verbindend is verklaard, maar

b. door de onder die cao vallende ondernemingen moet worden nageleefd om vrijstelling te verkrijgen van een andere cao, die wel algemeen verbindend is verklaard, en

c. waarvan de bepalingen in essentie gelijkluidend zijn aan de bepalingen van die andere collectieve arbeidsovereenkomst,

wordt ook als algemeen verbindend verklaarde cao gezien.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau

  • Nederland is er steeds van uitgegaan dat de detacheringsrichtlijn ook van toepassing is op werknemers in het internationale wegvervoer. Derhalve is nadere actie op dit punt niet noodzakelijk.
  • De Mobiliteitsrichtlijn geeft concrete invulling aan het criterium “voldoende nauwe band” om na te gaan of de detacheringsrichtlijn van toepassing is op werknemers in het internationaal wegvervoer: bij cabotage en derdelandenvervoer is altijd sprake van een voldoende nauwe band, dus dan is de detacheringsrichtlijn van toepassing. Hetzelfde geldt voor begin- of eindtrajecten van gecombineerd vervoer, indien het wegvervoertraject geheel binnen Nederland plaatsvindt.
  • Bij bilateraal vervoer en transitovervoer (doorvoer) is de band onvoldoende nauw en is de detacheringsrichtlijn niet van toepassing. Een geval-tot-gevalbeoordeling, waar de uitspraak van het EU-Hof toe noopt, is dus dankzij de Mobiliteitsrichtlijn niet nodig voor alle vervoersondernemingen die onder deze richtlijn vallen.
  • Vervoersdiensten waarbij sprake is van intra-concerndetachering of uitzendarbeid vallen echter niet onder de reikwijdte van de Mobiliteitsrichtlijn. Of in deze gevallen sprake is van detachering, dient dus nog te worden beoordeeld aan de hand van het nauwebandcriterium uit dit arrest. Het ligt evenwel voor de hand dat deze beoordeling niet tot andere resultaten mag leiden dan bij vergelijkbare vervoersdiensten die wel onder de Mobiliteitsrichtlijn vallen. Ook voor deze vervoersactiviteiten is het daarom wenselijk als uitgangspunt te nemen dat cabotage en derdelandenvervoer als detachering worden aangemerkt, en bilateraal vervoer en transitovervoer niet.
  • De Implementatiewet Richtlijn 2020/1057 inzake detachering in de wegvervoersector is op 26 september 2020 ingediend bij de Tweede Kamer, en zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2023 in werking treden.
  • Het EU-Hof geeft in dit arrest een nadere invulling wat moet worden verstaan onder een algemeen verbindend verklaarde cao in de zin van de richtlijn, zie onder punt 3 in de vorige paragraaf voor de criteria. Het gerechtshof zal straks moeten bepalen of de cao Goederenvervoer vanwege de samenhang met Beroepsgoederenvervoer moet worden aangemerkt als avv’de cao in de zin van de detacheringsrichtlijn

Voorstel voor behandeling

De ICER-H heeft het fiche vastgesteld en zendt dit fiche en het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisname aan hun Ministers worden doorgeleid. Een vervolgfiche is niet nodig.

J&V wordt verzocht om het fiche door te sturen naar de Raad voor de rechtspraak.
BZK wordt verzocht om het fiche door te sturen naar de overheidswerkgevers