T-047/03 en T-327/03 arrest van 11 juli 2007, Sison en Al Aqsa

Contentverzamelaar

T-047/03 en T-327/03 arrest van 11 juli 2007, Sison en Al Aqsa

Signaleringsfiche
Uitspraken van het Gerecht van eerste aanleg van 11 juli 2007 in de zaken T-47/03 (Jose Maria Sison tegen Raad van de Europese Unie) en T-327/03 (Stichting Al-Aqsa tegen Raad van de Europese Unie).

Betrokken departementen
BZ, BZK, FIN, JUS.

Sleutelwoorden
GBVB – Terrorismebestrijding – Autonome EG-bevriezingslijsten – Motivering - Rechten van verdediging (hoor/wederhoor) – Effectieve rechtsbescherming.

Beleidsrelevantie
De uitspraken hebben betrekking op de EU-terrorismelijst die is opgesteld ter uitvoering van Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad. Beide zaken betreffen de procedures voor plaatsing op de EU-terrorismelijst waarvan het Gerecht in de eerdere MKO-zaak (zaak T-228/02, uitspraak van 12 december 2006) al vaststelde dat deze onvoldoende rechtsbescherming bieden. Vanwege deze tekortkomingen in de rechtsbescherming vernietigt het Gerecht het raadsbesluit van 29 mei 2006 voor zover het de plaatsing van Sison en Al-Aqsa op de EU-terrorismelijst betreft.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Sison en Al-Aqsa zijn op grond van door Nederland aangedragen informatie op de EU-terrorismelijst geplaatst. Zij hebben een vernietigingsactie bij het Gerecht ingesteld tegen het betreffende raadsbesluit.
Het Gerecht vernietigt het raadsbesluit van 29 mei 2006 voor zover het de plaatsing van Sison en Al-Aqsa op de EU-terrorismelijst betreft. Dit is geheel in lijn met de eerdere MKO-uitspraak. Het Gerecht is vooral kritisch ten aanzien van feit dat voor de verzoekers niet voldoende duidelijk was geworden welk besluit van een bevoegde nationale autoriteit de plaatsing van Sison en Al-Aqsa op EU-lijst rechtvaardigt en waarom dit besluit plaatsing rechtvaardigt.
Een dergelijk besluit is een noodzakelijke voorwaarde voor plaatsing op de EU-lijst. Het Gerecht overweegt, conform MKO, dat het nationale besluit, en het onderliggende bewijs of de aanwijzingen die hebben geleid tot het besluit, zo snel mogelijk aan de betrokkene moeten worden genotificeerd, en dat de betrokkene daarover voor de bevoegde nationale autoriteit of de nationale rechter zijn zienswijze kenbaar moet kunnen maken. Op communautair niveau moet de betrokkene vervolgens ook effectief zijn zienswijze kenbaar kunnen maken over het raadsbesluit en de specifieke overwegingen die daaraan ten grondslag liggen. De rechten van verdediging en effectieve rechtsbescherming kunnen in uitzonderlijke gevallen worden beperkt in het belang van de veiligheid en internationale relaties.
Wat betreft de periodieke herziening van de EU-terrorismelijst merkt het Gerecht in de zaak Al-Aqsa op dat wanneer de redenen tot handhaving op de EU-terrorismelijst in wezen hetzelfde zijn als de redenen voor een eerder besluit tot plaatsing of handhaving, kan worden volstaan met een eenvoudige verklaring met die strekking, vooral wanneer het gaat om groepen of entiteiten. In de uitspraak in de zaak Sison herhaalt het Gerecht zijn opmerking uit MKO dat ingeval de Raad bij de periodieke herziening van de EU-terrorismelijst besluit tot handhaving van een bepaalde persoon, hij moet aangeven waarom er nog altijd redenen zijn voor plaatsing op de EU-terrorismelijst.
Aan de vraag of er in het geval van Sison en Al-Aqsa voldoende grond was voor plaatsing op de EU-terrorismelijst komt het Gerecht niet toe. Zo gaat het Gerecht niet in op de vraag aan welke eisen “een besluit van een bevoegde nationale autoriteit” moet voldoen.
Het verzoek van Sison om schadevergoeding wordt door het Gerecht afgewezen. Het Gerecht overweegt daarbij onder meer dat de vernietiging van het raadsbesluit voldoende compensatie vormt voor de schade die is veroorzaakt door de procedurele tekortkomingen.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten
De Raad heeft – in reactie op de MKO-uitspraak - de procedures van plaatsing op de EU-lijst aangepast. Zo worden personen en organisaties op de EU-terrorismelijst nu wel geïnformeerd over de redenen van plaatsing en het nationale besluit – voor zover veiligheidsbelangen zich daar niet tegen verzetten- en worden zij in staat gesteld hun tegenargumenten kenbaar te maken bij de Raad. Op 29 juni jl. heeft de Raad volgens de verbeterde procedure besloten om Sison en Al-Aqsa op de EU-terrorismelijst te handhaven. Dit besluit is door het Gerecht niet in de beoordeling meegenomen en wordt door de uitspraak niet direct aangetast. Sison en Al-Aqsa staan dus nog op de lijst.
Nederland en de Raad moeten de uitspraken nader bestuderen om te bepalen of zij gevolgen hebben voor de procedures van plaatsing van de Raad en de nationale bevoegde autoriteiten. Uit de uitspraken blijkt – opnieuw – het belang dat de procedurele rechten van personen en entiteiten bij plaatsing op de EU-terrorismelijst worden gewaarborgd, zowel op nationaal als op Europees niveau.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het arrest en het bijbehorende fiche ter kennisneming aan de ministers van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, en Justitie, en verzoekt de minister van Justitie het arrest en het fiche door te zenden naar de Raad voor de Rechtspraak.