T-233/04, Commissie / Nederland (NOx)

Contentverzamelaar

T-233/04, Commissie / Nederland (NOx)

Signaleringsfiche
Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 10 april 2008, T-233/04, Commissie/Nederland (NOx-emissiehandel)

Betrokken departementen
VROM, Buza

Sleutelwoorden
Staatssteun – Richtlijn 2001/81/EG – Nationale maatregel houdende invoering van systeem van verhandelbare emissierechten voor stikstofoxiden – Beschikking die steun verenigbaar met gemeenschappelijke markt verklaart – Ontvankelijkheid – Voordeel – Geen selectieve maatregel.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In 2003 heeft Nederland aan de Europese Commissie gevraagd om vast te stellen dat er geen sprake is van staatssteun bij de handel in stikstofoxiden (NOx-emissiehandel). Opzet van het systeem is dat elektriciteitsbedrijven en zware industrie net zoveel NOx-emissierechten moeten inleveren als ze in een jaar aan NOx hebben geëmiteerd. Dit is gebaseerd op een relatief emissieplafond: bedrijven verwerven een aantal NOx-emissierechten per gigajoule gebruikte energie of per ton geproduceerd product. Als ze relatief vuil zijn, zullen ze extra rechten op de markt moeten kopen; als ze relatief schoon zijn, houden ze rechten over om te verkopen. De Commissie besluit dat wel sprake is van staatssteun en keurt het systeem goed onder het Milieusteunkader. Nederland tekent beroep aan bij het Gerecht tegen deze beschikking.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid stelt het Gerecht Nederland in het gelijk, dat de beslissing (het dispositief) een andere inhoud had (verenigbare staatssteun), dan waarom was verzocht (geen staatssteun) en er dus redenen waren om beroep in te stellen.
Ten gronde gaat het arrest in op de staatssteuncriteria over voordeel en selectiviteit:
a. er is sprake van een voordeel dat wordt gefinancierd uit overheidsmiddelen, want Nederland kent van overheidswege immateriële activa (emissierechten), die vrij verkoopbaar zijn, toe aan ondernemingen. De vergelijkingen met de Belgische groencertificaten en de regeling in het arrest Preussen Elektra gaan niet op.
b. er is geen sprake van selectiviteit, want er is geen sprake van een (selectieve) groep ondernemingen die een voordeel krijgt. De situatie van de ongeveer 250 grote industriële ondernemingen waarvoor het NOx-emissieplafond geldt, is feitelijk en juridisch niet vergelijkbaar met de situatie van ondernemingen waarvoor dit plafond niet geldt.
Mocht er al sprake zijn van selectiviteit omdat de maatregel tussen ondernemingen differentieert, dan is de keuze van de begunstigde ondernemingen in dit geval gerechtvaardigd door de aard en opzet van het stelsel, gegeven de hoge NOx-emissies van de ondernemingen en de specifieke reductienorm waaraan zij zijn onderworpen. Het Gerecht concludeert dat het systeem van NOx-emissiehandel geen steunmaatregel is en vernietigt de beschikking van de Commissie. Het is op dit moment nog niet duidelijk of de Commissie een hogere voorziening zal instellen tegen de uitspraak bij het Hof van Justitie.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
De NOx-emissiehandel – een belangrijk onderdeel van het Nederlandse pakket schone lucht-maatregelen – kan op grond van dit arrest worden voortgezet zonder dat de Europese Commissie daarop toezicht uitoefent, dan wel rapportages over financiële gegevens of het voorleggen van wijzigingen van het systeem kan verlangen.

Voorstel voor behandeling:
De ICER zendt het fiche en het bijbehorende arrest aan de ministers van VROM en EZ. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.