T-233/25 Mokoryte

Contentverzamelaar

T-233/25 Mokoryte

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     3 juni 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     20 juli 2025

Trefwoorden: btw-inning, cessieovereenkomst, onderaanneming, maatstaf van heffing, faillissement, fiscale neutraliteit

Onderwerp: Richtlijn 2006/112/EG (BTW): art. 2(1), art. 9(1), art. 24(1) art. 25, onder a), en artikelen 62, 63, 73, 78, 90, 185 en 273.

‘Mokoryte SRL’ voerde isolatie- en gevelwerk uit voor ‘CBC Development’ via hoofdaannemer Modern Bau. CBC ging in 2014 failliet, waardoor Modern Bau slechts gedeeltelijk betaalde. De resterende vordering (€ 1,7 mln) aan Mokoryte via cessie bleek oninbaar, maar de Roemeense fiscus weigerde bij de btw-aangifte de maatstaf van heffing te verlagen wegens oninbaarheid, waartegen Mokoryte bezwaar maakte. De verwijzende rechter vraagt nu om uitleg van artikel 90 van richtlijn 2006/112, over het kunnen en mogen aanpassen van de maatstaf van heffing wanneer het nationaal recht beperkingen stelt.

Prejudiciële vraag: 
Staat artikel 90 van richtlijn 2006/112/EG eraan in de weg dat in de contractuele betrekkingen betreffende een aannemingsovereenkomst, gevolgd door een onderaannemingsovereenkomst, in het kader waarvan cessie van schuldvorderingen tussen de aannemer en de onderaannemer plaatsvindt waardoor de onderaannemer een vordering op de eindafnemer van de werken verkrijgt, de maatstaf van heffing van de btw kan worden herzien door de onderaannemer die de schuldvordering heeft verkregen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-249/12 en C-250/12 Tulică en Plavoşin; C-335/19 E. (Btw – Verlaging van de maatstaf van heffing); C-127/18 A-PACK CZ; C-314/22 Consortium Remi Group.

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal