T-289/03, BUPA, arrest van 12 februari 2008
Signaleringsfiche Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 12 februari 2008, in de zaak T-289/03, BUPA tegen de Commissie
Betrokken departementen VWS, EZ, SZW, VROM, V&W
Sleutelwoorden Staatssteun – Iers risicovereveningssysteem ziektekostenverzekering – diensten van algemeen economisch belang – noodzaak en evenredigheid - procedure
Beleidsrelevantie In dit arrest geeft het Gerecht van eerst aanleg veel beleidsruimte aan de Commissie en de lidstaten als het gaat om diensten van algemeen economisch belang, in het bijzonder op het terrein van gezondheidszorg in relatie tot sociale zekerheid.
Samenvatting van feiten, redenering en dictum De particuliere ziektekostenverzekeringsmarkt is in Ierland geliberaliseerd. Sinds 1997 zijn er twee verzekeraars: de Voluntary Health Insurance Board (VHI) en de British United Provident Association Ltd (BUPA). Daarvoor was alleen de VHI actief. Het wettelijke risicovereveningssysteem leidt er feitelijk toe dat BUPA via de Health Insurance Authority jaarlijks betalingen moet doen aan VHI omdat BUPA een lager risicoprofiel heeft. De Ierse regering heeft de regeling in 2003 aangemeld bij de Commissie. De Commissie besluit geen bezwaar te maken tegen de regeling. Volgens de Commissie vormen de betalingen op grond van het risicovereveningssysteem een compensatie voor de verplichtingen die de Ierse ziektekostenverzekeraars hebben in verband met een dienst van algemeen economisch belang (daeb). De verplichtingen zijn erop gericht dat alle ingezetenen van Ierland ongeacht hun gezondheidstoestand, leeftijd of geslacht een particuliere ziektekostenverzekering kunnen krijgen voor dezelfde prijs. BUPA is in beroep gegaan tegen de beschikking van de Commissie.
Volgens het Gerecht kunnen lidstaten in ruime mate zelf bepalen wat een dienst van algemeen economisch belang is, in het bijzonder op het terrein van het stelsel van gezondheidszorg dat bijna tot hun exclusieve bevoegdheid behoort. De bevoegdheid van de instellingen van de gemeenschap op dit punt is daarom beperkt tot het optreden tegen kennelijke onjuistheden. Als een lidstaat zich ter rechtvaardiging beroept op een dienst van algemeen economisch belang, moet echter wel aan een aantal minimumvoorwaarden zijn voldaan. Zo moet er een handeling van een overheidsorgaan zijn die de uitvoerders belast met een daeb waaruit het algemeen geldende karakter en de verplichte aard van de taak blijkt. In dit geval is volgens het Gerecht aan die voorwaarden voldaan omdat de Ierse wetgeving de verplichtingen precies weergeeft. Bovendien geldt voor verzekeraars een acceptatieplicht voor alle ingezetenen waaruit volgt dat deze verzekeringsdienst verplicht van aard is en algemeen geldend.
Eerste inventarisatie van mogelijke effecten Vanwege de gedetailleerde toets van het Gerecht, is dit arrest van belang bij vraagstukken waarbij de overheid ondernemingen belast met een dienst van algemeen economisch belang en daartoe financiële compensatie biedt. Het arrest heeft geen directe gevolgen voor nationaal beleid. Voorts geeft deze zaak gunstige verwachtingen over de zaak Azivo (T-84/06) waarin de beschikking van de Commissie over het Nederlandse risicovereveningssysteem wordt aangevochten.
Voorstel voor behandeling De ICER stelt voor het arrest en het bijbehorende signaleringsfiche ter kennisneming naar alle ministers te verzenden. Van dit arrest wordt een vervolgfiche opgesteld.