T-374/04, Duitsland v. Commissie, arrest van 7 november 2007

Contentverzamelaar

T-374/04, Duitsland v. Commissie, arrest van 7 november 2007

Signaleringsfiche
Arrest van het Gerecht van 7 november 2007 in zaak T-374/04, Duitsland tegen de Commissie.

Betrokken departementen
VROM, EZ

Sleutelwoorden
Milieu – Richtlijn 2003/87/EG – Regeling voor handel in broeikasgasemissierechten – Duits nationaal plan voor toewijzing van emissierechten – Maatregelen voor ex-postaanpassing van aantal aan installaties toegewezen emissierechten – Afwijzende beschikking van Commissie – Gelijke behandeling – Motiveringsplicht

Beleidsrelevantie
Opname van ex-postaanpassingen in een nationaal toewijzingsplan (NTP) is niet strijdig met criterium 10 uit bijlage III van richtlijn 2003/87/EG. De Commissie kan onduidelijkheid van haar richtsnoeren op dit punt worden tegengeworpen. Strijd met het beginsel van gelijke behandeling moet de Commissie zorgvuldig motiveren.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
De beschikking over het Duitse NTP voor broeikasgasemissierechten, wordt op verzoek van Duitsland deels nietig verklaard. De Commissie had het NTP verworpen voorzover daarin maatregelen over ex-postaanpassing voor de toewijzing van emissierechten waren opgenomen; een correctie achteraf naar beneden van emissierechten. De maatregelen zijn volgens de Commissie onverenigbaar met criteria 5 en 10 van bijlage III van de richtlijn. De richtlijn regelt niets over de toelaatbaarheid hiervan. De Commissie moet daarom aantonen dat de maatregelen afbreuk doen aan de nuttige werking van de richtlijn. Volgens criterium 10 bevat het NTP een lijst van installaties die binnen de richtlijn vallen en vermeldt de lijst welke hoeveelheden emissierechten zijn ‘bestemd om te worden toegewezen’. Laat die zinsnede lidstaten toe de hoeveelheid toegewezen emissierechten later te wijzigen? Op grond van letterlijke, wetshistorische, systematische en teleologische uitleg concludeert het Gerecht dat de Commissie de strijd met criterium 10 niet kan bewijzen. Dat ex postaanpassingen exploitanten ervan kunnen weerhouden om hun productieomvang en bijgevolg hun uitstoot te verkleinen, is hiervoor niet voldoende. Ook kan de Commissie worden tegengeworpen dat haar richtsnoeren op dit punt onduidelijk en onnauwkeurig zijn. Dit volgt uit het effect van zelfbeperking dat de richtsnoeren van de Commissie teweeg hebben gebracht.
Het Gerecht vindt dat de Commissie ook criterium 5 (onrechtmatige bevoordeling van bepaalde ondernemingen) onjuist heeft toegepast. De Commissie had de voorwaarden voor toepassing van het beginsel van gelijke behandeling, zoals die in de rechtspraak zijn aanvaard, met de vereiste zorgvuldigheid moeten onderzoeken. Ze had met name een vergelijking moeten maken van de situaties van de betrokken personen en de mogelijkheden om een ongelijke behandeling objectief te rechtvaardigen. Tenslotte oordeelt het Gerecht dat de Commissie haar motiveringsplicht niet is nagekomen, doordat zij geen enkele uitleg heeft gegeven over de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Het Nederlandse NTP bevat geen maatregelen over ex-postaanpassing van emissierechten. Vanwege de gemeenschapsbrede werking van de handel in emissierechten, is dit arrest toch van belang. Bij het Gerecht lopen meer zaken over NTP’s. De binding van de Commissie aan haar richtsnoeren en de hoge motiveringseisen voor haar beschikkingen, komen daarin ook aan de orde. Onderzocht is of dit arrest betekenis heeft voor het Nederlandse beroep tegen de Nox-beschikking van de Commissie; daar is echter geen sprake van verdeling van emissierechten die ex-post worden aangepast. Het systeem van CO2-emissiehandel wordt herzien. De Commissie komt volgend jaar met een nieuw voorstel.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het arrest ter kennisneming aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Economische Zaken.