T-396/09, Vereniging Milieudefensie en Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht tegen Europese Commissie evenals arrest van dezelfde datum in de zaak T-338/08, Stichting Natuur en Milieu en Pesticide Action Network Europe tegen Commissie, arrest van 14 juni 2012

Contentverzamelaar

T-396/09, Vereniging Milieudefensie en Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht tegen Europese Commissie evenals arrest van dezelfde datum in de zaak T-338/08, Stichting Natuur en Milieu en Pesticide Action Network Europe tegen Commissie, arrest van 14 juni 2012

Signaleringsfiche
Arrest van 14 juni 2012 in de zaak T-396/09, Vereniging Milieudefensie en Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht tegen Europese Commissie evenals arrest van dezelfde datum in de zaak T-338/08, Stichting Natuur en Milieu en Pesticide Action Network Europe tegen Commissie.

Betrokken departementen: IenM, V&J, EZ, BZ  

Sleutelwoorden
Milieu – verordening nr. 1367/2006 (hierna: ‘Aarhusverordening’) – verplichting van lidstaten om luchtkwaliteit te beschermen en te verbeteren – aan de lidstaat toegestane tijdelijke afwijking – maximum residugehalten voor pesticiden - verzoek tot interne herziening – weigering – maatregel van individuele strekking – geldigheid - Verdrag van Aarhus.

Beleidsrelevantie

Deze uitspraken van het Gerecht verruimen de herzieningsmogelijkheden voor ngo’s bij milieubeschikkingen van de Commissie en – als afgeleide daarvan - de toegang tot de EU-rechter voor deze ngo’s. Het Gerecht heeft bepaald dat ngo’s herziening moeten kunnen vragen van milieubeslissingen van EU-instellingen die een algemene strekking hebben. De beperking van de herzieningsmogelijkheid tot beslissingen van individuele strekking van de Aarhusverordening 1367/2006 is niet toegestaan. Dit volgt uit het Aarhus Verdrag. De Commissie, de Raad en het EP hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In 2009 heeft de Commissie Nederland uitstel verleend om aan de Europese luchtkwaliteitsnormen te voldoen. Dit wordt de luchtkwaliteitsderogatie genoemd. Milieudefensie en de Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht hebben de Commissie verzocht deze beslissing te herzien. De Commissie heeft dat herzieningsverzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Aarhusverordening herziening alleen openstelt voor beslissingen van individuele strekking. De Commissie vond de luchtkwaliteitsderogatie van algemene strekking. De milieuorganisaties gingen tegen deze niet-ontvankelijkverklaring in beroep bij het Gerecht. Nederland steunde de Commissie in deze procedure.
Het Gerecht bevestigt allereerst dat de luchtkwaliteitsderogatie een handeling van algemene strekking is. De derogatie vormt immers een uitzondering op de luchtkwaliteitrichtlijn (richtlijn 2008/50). Verder richt de derogatie zich in abstracte bewoordingen tot onbepaalde groepen personen en is zij van toepassing op objectief bepaalde situaties. In de tweede plaats oordeelt het Gerecht dat de beperking van de herzieningsmogelijkheid tot handelingen van individuele strekking in de Aarhusverordening (artikel 2 juncto artikel 10) zich echter niet verdraagt met het Verdrag van Aarhus (artikel 9, lid 3).
De EU is partij bij het Verdrag van Aarhus. Het Gerecht toetst de geldigheid van de Aarhusverordening direct aan dit verdrag omdat de verordening tot doel heeft uitvoering te geven aan het verdrag en er uitdrukkelijk naar verwijst. Het Gerecht wijst daarbij op de rechtspraak die toetsing aan een verdrag slechts toelaat indien een verdragsbepaling rechtstreekse werking heeft (zie o.a. arrest C‑308/06 Intertanko). Het Gerecht past in dit geval echter niet deze Intertankorechtspraak toe, maar rechtspraak bekend van het WTO-recht (o.a. arrest C 69/89 Nakajima).
Tot slot oordeelt het Gerecht dat het begrip ‘handeling’ uit artikel 9, lid 3 van het verdrag van Aarhus niet beperkt is tot handelingen van individuele strekking. Het Gerecht leidt dit af uit de doelstelling en bewoordingen van het verdrag. Het Gerecht oordeelt dat de Aarhusverordening dan ook ongeldig is op dit punt. Dit betekent dat het bestreden besluit van de Commissie – dat is gebaseerd op een aldus ongeldige bepaling uit de verordening - nietig is.
In de zaak T-338/08 deed het Gerecht een vergelijkbare uitspraak. Daar ging het om een verzoek tot herziening van de vaststelling door de Commissie van maximum residugehalten (verordening nr.149/2008).

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid en de rechtspraktijk op nationaal niveau
De uitspraken verruimen de herzieningsmogelijkheden voor ngo’s van milieubeschikkingen van de Commissie en – als afgeleide daarvan - de toegang tot de EU-rechter voor deze ngo’s. De uitleg die het Gerecht geeft aan de rechtspraak voor Unierechtelijke toetsing van verordeningen aan internationale verdragen en het begrip ‘handelen’ in de zin van het Verdrag van Aarhus heeft geen gevolgen voor de Nederlandse regelgeving en/of rechtspraktijk.
De uitspraak in zaak T-396/09 is procedureel van karakter en heeft ook geen inhoudelijke gevolgen voor de luchtkwaliteitsderogatie van Nederland. De Commissie zal als gevolg van de uitspraak echter een nieuwe beslissing op het herzieningsverzoek van de milieuorganisaties moeten nemen. Zowel de  Commissie, de Raad als het EP hebben beroep ingesteld tegen de uitspraken. De uitleg van het Gerecht is nog niet bevestigd door het Hof.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan de ministers van Infrastructuur en Milieu, van Economische Zaken, van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse zaken. Een vervolgfiche is niet nodig.

Klik hier voor het volledige dossier van het arrest T-396/09 en
Klik hier voor het volledige dossier van het arrest T-338/08